Wasbraam. Subsectie Corylifolii Lindl.

  • Serie Clivicola A.Beek, Gorteria 36: 93 (2014) = Serie Subthyrsoidei (Focke) Focke, Sp. Rub. 3: 486 (1914).

    Type: R. gothicus Frid. & Gelert ex Krause.

     Kenmerkende soort: R. deweveri.

    Bladloten met min of meer gelijke stekels. Bladeren aan de onderzijde grijsgroen- tot witviltig, meestal met sterharen, aan de bovenzijde kaal of met aanliggende haren.

    Aantal soorten:
    4
  • Rev. Sekt. Corylifolii 160 (1981).

    Type: R. mollis J. & C. Presl.

     Kenmerkende soort: R. foersteri.

    Bladloten met min of meer gelijke stekels. Bladeren aan de onderzijde grijsgroen- tot witviltig, meestal met sterharen, aan de bovenzijde vooral in de bloeiwijze met fijne sterharen of met dichte korte beharing.

    Aantal soorten:
    2
  • Rev. Sekt. Corylifolii 88 (1981).

    Type (Weber 1981): Rubus dissimulans Lindeberg.

    Kenmerkende soort: R. incisior.

     Bladloot meestal kaal, met gelijke stekels. Bladeren aan de onderzijde meestal groen. KelkslipĀ­pen (grijs-)groen met witte rand.

     

    Aantal soorten:
    4
  • Serie Viatici A.Beek

    Gorteria 36: 93 (1914) = Serie Subsylvatici (Focke) FockeSpec. Rub. 3: 483 (1914).

    Type (Weber 1981): R. nemorosus Hayne & Willdenow.

     Kenmerkende soort: R. nemorosus.

    Bladloten stevig, meestal behaard, met min of meer gelijke, meestal samengedrukte (vrij) lange stekels, niet of weinig beklierd. Kelkslippen grijsviltig. Kroonbladen breed eirond tot vrijwel cirkelrond, groot, vaak roze. Helmhokken dikwijls behaard.

    Aantal soorten:
    12
  • Rev. Sekt. Corylifolii 171 (1981).

    Type (Weber 1981): R. slesvicencis Lange.

    Kenmerkende soort: R. neanias.

    Gehele plant sterk behaard. Bladonderzijden met lange kamharen. Verspreide tot vrij talrijke klieren. Topblaadje breed eirond tot vrijwel cirkelrond.

    Aantal soorten:
    1
  • Bladloot nu eens met vrijwel gelijke stekels en verspreide gesteelde klieren dan weer met ongelijke stekels en vrij talrijke stekels. Bladeren vrij fijn gezaagd. Bloeiwijze piramidaal of min of meer afgerond met talrijke lange klieren en klierstekels.Helmknoppen vaak behaard.

     

    Kenmerkende soort: R. ferocior H.E.Weber

    .

    Aantal soorten:
    5
  • Journ. Ecol. 33: 344 (1946).

    Type (Watson 1946): R. adenoleucos Chab.

     Kenmerkende soort: R. vandermeijdenii.

    Bladloot met matig tot zeer talrijke gesteelde klieren zonder veel overgangen naar de grote stekels. Bloeiwijze rijk beklierd.

     

    Aantal soorten:
    7
  • Rev. Sekt. Corylifolii 187 (1981).

    Type (Weber 1981): R. hystricopsis (Frid.) Gust.

     Kenmerkende soort: R. luticola.

    Stekels en klieren sterk ongelijk, via klierstekels in elkaar overlopend. Stekels met verbrede voet. Langste klieren meestal langer dan de doorsnede van de bloemsteeltjes.

    Aantal soorten:
    3
  • Type: R. corylifolius Sm.

     Kennmerkende soort: R. mus.

    Onopvallende bramen, klierloos of met verspreide of onopvallende klieren. Vrucht duidelijk berijpt.

    Aantal soorten:
    4