R. deweveri A.Beek

 

Bleke kantbraam

Rubus deweveri A.Beek

Osnabr. Naturw. Mitt. 23: 48 (1997). Holoptype: L, herb. A. van de Beek A 552, Bemelerberg, 21.6.1971.

Bladloot (vrijwel) klierloos en kaal. Bladeren sterk periodisch, scherp gezaagd met rechte tanden. Topblaadje driehoekig tot eirond, geleidelijk toegespitst. Bloeiwijze zeer zwak bestekeld, smal.

Bladloot boogvormig, 3-6 mm dik, kantig, met convexe tot iets gegroefde zijden, kaal, klierloos of met een enkele klier. Stekels 4-15 per internodium, met 1-3 mm brede voet, snel versmald, ijl, ± naaldvormig, vrijwel afstaand tot scherp teruggericht, soms iets gebogen, 3-5 mm lang. Steunblaadjes lang, lijn-lancetvormig. Bladsteel 5-7 cm lang, langer tot iets korter dan de onderste zijblaadjes, iets aanliggend behaard, met 5-7 teruggerichte of gebogen stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde kaal of licht behaard, aan de onderzijde dicht kort fluweelachtig zacht behaard, meestal iets grijsachtig. Bladrand duidelijk periodisch gezaagd, met zeer scherpe rechte tanden. Topblaadje 59-86 mm lang, breed driehoekig tot eirond, met uitgerande of hartvormige voet, geleidelijk kort toegespitst; breedte 70-93% van de lengte. Lengte van het steeltje 29-42% van de lengte van het blaadje. Bloeitak dun viltig tot vrijwel kaal, klierloos of met enkele klieren. Stekels 4-15 per internodium, fijn, 1,5-3 mm lang. Bloeiwijze smal piramidaal tot cilindrisch, met afgeknotte top, meestal vrij hoog doorbladerd, viltig, met verspreide zeer fijne naaldstekels en verspreide tot vrij talrijke korte, nauwelijks boven het vilt uitstekende klieren. Zijtakken vaak gebundeld, tot 6-bloemig, de onderste opstijgend, de bovenste in zeer verschillende richtingen staand, vaak iets teruggericht. Bloemsteeltjes 10-27 mm lang, dicht viltig, met 20-> 50 tere, grotendeels niet of nauwelijks boven het vilt uitstekende klieren en 2-7 stekels. Kelkslippen los teruggeslagen tot afstaand, viltig, met korte klieren, onbestekeld. Kroon bleekroze, elliptisch tot cirkelrond, 6-9 mm lang. Meeldraden ± even lang als de geelachtige stijlen. Helmhokken en vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem met lange haren. Bloeitijd: eind juni, juli.

Standplaats: Zonnige plaatsen op kalkgrond: wegbermen, hellingen, langs hagen.

Gelijkende soorten: R. surrectus heeft een grotere, meer bebladerde bloeiwijze en opgerichte kelkslippen. R. foersteri is veel zwaarder bestekeld. R. camptostachys heeft behaarde helmknoppen, een behaarde en minder kantige bladloot.

Verspreiding: Vanaf Zuid-Limburg door het Maasgebied zuidwestelijk tot in Henegouwen.

Nederland: In Zuid.-Limburg vrij algemeen.

Verspreiding Verspreiding