Klierrandbraam
Rubus ubericus Matzk.
Decheniana 149: 51 (1996).
Holotype: B, Matzke-Hajek nr 950701.3, Nordrhein-Westphalen, Rhein-Sieg-Kreis, Wehrbusch, westlich Buschhoven, Weg gegenber der Zufahrtstr. nach Hohn, 30 m sdlich der B56, 1.7.1995.
Talrijke scherpe stekels op de bladloot; brede weinig behaarde bladeren; cilindrische broeiwijze met slanke stekels en vrij talrijke klieren. Kroon roze.
Bladloot boogvormig, 2-6 mm dik, zwak tot matig behaard, met donkere (vrijwel) zittende klieren en soms 1-10 gesteelde klieren of klierstekels per 5 cm. Stekels erg ongelijk, 17-50 per internodium, de kleinere kegelvormig, de grotere uit 2-5 mm brede voet priemvormig of afgeplat en snel versmald, zeer scherp, afstaand of zwak teruggericht, recht of met licht gebogen top, de langste 4-8 mm. Steunblaadjes lancetvormig. Bladsteel 5-8 cm lang, veel langer dan de onderste zijblaadjes, aanliggend of iets afstaand behaard, soms met een enkele kortgesteelde klier of klierstekel en met 6-21 gebogen stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde kaal of zwak behaard, aan de onderzijde kort, voelbaar zacht behaard tot vrijwel kaal. Bladrand meestal vrij fijn, maar onregelmatig, soms iets periodisch gezaagd, met rechte tanden. Topblaadje 60-90 mm lang, breed eirond, elliptisch of iets omgekeerd eirond tot vrijwel cirkelrond, met uitgerande tot hartvormige voet, spits of vrij plotseling kort toegespitst, zelden meer geleidelijk en een enkele maal vrij lang toegespitst; breedte 76-95% van de lengte. Lengte van het blaadje 24-40% van de lengte van het steeltje. Bloeitak kantig, vrij dicht kort behaard, soms met een enkele gesteelde klier of klierstekel. Stekels 7-14 per internodium, ongelijk, de grotere uit 2-4 mm brede voet snel versmald, soms sterk afgeplat, maar vaker priem- of naaldvormig, afstaand tot teruggericht, recht of met gebogen top, de langste 3-7 mm. Bloeiwijze cilindrisch, hoog bebladerd, maar met bladloze afgeknotte top, dicht kort behaard tot viltig, onregelmatig beklierd, met vrij talrijke slanke scherpe stekels. Zijtakken schuin opstaand, onder het midden gedeeld, de langste met 3-9 bloemen. Bloemsteeltjes 7-25 mm lang, viltig, met 9-50 ongelijk verdeelde klieren en klierstekels van onderling zeer verschillende lengte en 2-5 stekels. Kelkslippen (groen-)grijsviltig, afstaand of los teruggeslagen, (meestal dicht) beklierd en bestekeld. Kroonbladen licht tot helderroze, ± 12 mm lang. Helmhokken, vruchtbeginsels en vruchtbodem kaal. Bloeitijd: eind juni, juli.
Standplaats: Wegranden, ruigten, bosranden.
Gelijkende soorten: Verschilt van R. calvus door de veel rijkere en slanker bestekeling.
Verspreiding: Vanaf Zuid-Limburg tot in Rheinland-Pfalz.
Nederland: Alleen op twee plaatsen bij Schinveld (Meijer) en in het Echtenerbos (Haveman).