R. vanwinkelii A.Beek & Vannerom

Groene kantbraam

Rubus vanwinkelii A.Beek & Vannerom

in Dumortiera 89: 4 (2006).

Holotype: BR, coll. Van Winkel, 78.1.OK 1a, Overpelt, "Kadijk", ruig grasland, 1.7.1978.

Bladloot (vrijwel) kaal, met talrijke snel toegespitste vrij lange stekels; bloeiwijze vooral in het middendeel met relatief lange stekels (ten dele) met gebogen top. Bloem wit of bleekroze.

Bladloot laagboogvormig en vervolgens neerliggend, 4-8 mm dik, (meestal stomp-)kantig met vlakke of convexe zijden, in de zon purperrood, ± aanliggend behaard tot vrijwel kaal, klierloos of met 1-10 klieren per 5 cm zijde. Stekels 18-60(-100) per internodium, onregelmatig verdeeld, ongelijk, de grootste met 1-4(-9) mm brede vaak verdikte voet, 4-6 mm lang, meestal snel versmald, ± priemvormig of soms afgeplat, afstaand of zwak teruggericht, meestal ten dele of alle met gebogen top. Steunblaadjes lijn-lancetvormig tot eirond, met kort gesteelde klieren. Bladsteel 5-9 cm lang, langer dan de onderste zijblaadjes, kort behaard, met 20-40 gebogen stekels en enkele klieren. Bladeren 5-tallig, of zelden 3-4-tallig met diepgelobde zijblaadjes, aan de bovenzijde kaal of zwak behaard, aan de onderzijde zwak tot dicht kort behaard. Bladrand vrij fijn, niet tot onregelmatig, vrij diep periodisch gezaagd, met rechte tanden. Onderste zijblaadjes zittend of tot 2 mm lang gesteeld,, middelste kort gesteeld. Topblaadje 62-100 mm lang, breed eirond tot vrijwel cirkelrond, ruitvormig of omgekeerd eirond met afgeronde tot hartvormige voet, geleidelijk tot plotseling  kort tot vrij lang toegespitst; breedte 66-89% van de lengte; lengte van het steeltje 19-34(-37)% van de lengte van het blaadje. Bloeitak (meestal stomp-)kantig, los tot ± aanliggend behaard, klierloos of met (vrijwel) zittende klieren en enkele klieren en klierstekels. Stekels 5-30 per internodium, met 2-6 mm brede voet, ± priemvormig of afgeplat, 3-6 mm lang, alle of ten dele met gebogen top. Bloeiwijze onregelmatig piramidaal of cilindrisch, meestal met bladloze top, met (vrij) talrijke stekels en meestal enige klieren. Zijtakken  schuin afstaand of opgericht, de langste met 1-9 bloemen, vaak vanaf de basis gedeeld. Bloemsteeltjes 8-30 mm lang, met 5-14 stekels en (0-)5-75 meestal kort gesteelde klieren. Kelkslippen los teruggeslagen tot afstaand, (groen-)grijs, al dan niet beklierd en bestekeld. Kroonbladen 10-14 mm lang, breed elliptisch of eirond tot vrijwel cirkelrond, wit of zeer bleek rose. Meeldraden korter dan tot ± evenlang als de stijlen. Helmhokken kaal of behaard. Stijlen aan de voet vaak iets roodachtig. Vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem kaal. Bloeitijd: eind juni - juli.

Gelijkende taxa: Alleen R. camptostachys G.Braun vertoont soms enige gelijkenis. Deze heeft echter steeds behaarde helmhokken en meestal een behaarde vruchtbodem, is ook overigens sterker behaard, met name op de bladonderzijden en mist de karakteristieke bestekeling van de bloeiwijze.

Standplaats: Op omgewerkte grond, bij voorkeur in de zon: wegbermen, kanaaloevers, ruige terreinen.

Verspreiding: In oostelijk Noordbrabant; verder bij Zevenaar, berm Oude Steeg bij de Zweekhorst

Verspreiding Verspreiding