Rubus psilander A.Beek
Gorteria 39: 68 (2017).
Gorteria- Dutch Botanical Archives 39: 68 (2017)
Holotype: L, herb. A. van de Beek, nr. 962, Goirle, weg naar Hilvarenbeek, oostrand van de Witte Duinen. 17 juli 1996. [L 0073526 / 7].
Bladloot laag boogvormig tot neerliggend, 4-5 mm dik, in de zon roodbruin, vrijwel kaal of met verspreide haren, met 0-30 gesteelde klieren en 0-10 kegel- of priemvormige klierstekels per internodium. Stekels zeer ongelijk (10-)30-60 per internodium, uit een 1-5(-9) mm brede voet snel versmald, samengedrukt of ± priemvormig, teruggericht en gewoonlijk iets gebogen, tot 5-7 mm lang. Steunblaadjes lijn-lancetvormig of smal eirond. Bladsteel 6-11 cm lang, tamelijk dicht aanliggend behaard, met enkele vrijwel zittende klieren, enkele klierstekels en 13-25 vrij slanke gebogen stekels. Bladeren 5-tallig, vlak, aan de bovenzijde licht behaard, aan de onderzijde niet of nauwelijks voelbaar behaard. Tanding niet tot matig periodisch, iets onregelmatig, met matige tot soms zeer brede rechte of iets naar buiten gebogen tanden. Topblaadje breed elliptisch of soms licht omgekeerd eirond, met een afgeronde of uitgerande voet, vrij plotseling kort toegespitst. Breedte 65 -79 % van de lengte, lengte van het steeltje 16-31 % van de lengte van het blaadje. Onderste zijblaadjes 0-2 mm lang gesteeld.
Bloeitak kantig, vrij dicht afstaand behaard, met 0-100 zeer ongelijke donkere klieren per internodium, met overgangen naar klierstekels en grotere stekels. Stekels 8-35 per internodium, uit ene 2-4 mm brede voet slank, teruggericht of iets gebogen, de langste 4-6 mm. Bloeiwijze tamelijk regelmatig, tot het midden of iets hoger bebladerd, los behaard, met vrij talrijke klieren, klierstekels en stekels. Zijtakken opgericht, gewoonlijk onder het midden gedeeld, vaal gebundeld, de langste met 6-9 bloemen. Bloemsteeltjes 5-25 mm lang, dunviltig en met tamelijk dichte langere beharing, met 40-100 ongelijke klieren en (3-)10-25 stekels. Kroonbladen bleek roze tot rozerood, breed eirond tot elliptisch, 10-14 mm lang. Meeldraden iets langer dan de stijlen. Stijlen vleeskleurig of rood met gele top. Helmhokken en vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem behaard. Eind juni, juli.
Verschilt van Rubus ferocior door iets langere stekels, vaak smallere, korter gesteelde topblaadjes, langere haren in de bloeiwijze, kale helmhokken en altijd kale vruchtbeginsels. Het totaalaspect van de plant is door de vlakke, niet gerimpelde bladeren en de vrij regelmatig gebouwde bloeiwijze veel minder Corylifoliiachtig, terwijl R. ferocior juist uitgesproken de kenmerken van die sectie vertoont.
Ecol.: wegkanten, licht verstoorde plaatsen; gewoonlijk niet na recente verstoring maar nadat er weer enige stabilisatie is opgetreden, zoals oude wegbermen en niet heel recente aanplantingen.
Verspreiding: Midden Brabant.