Grijze randbraam
Rubus favillatus A.Beek
Gorteria 36: 99 (2014).
Holotype: L, herb. F.M. Muller, Nederland, Wageningseberg, Hoek Generaal Foulkesweg-Holleweg, 31.7.1970.
Bladloot boogvormig, 4-8mm dik, vlakzijdig of stompkantig, grijsachtig, rood gevlekt, dicht afstaand of ± aanliggend behaard, klierloos of met 1-5 kort gesteelde klieren per 5cm. Stekels 10-35 per internodium, behaard, iets ongelijk, uit 3-7mm brede voet onmiddellijk versmald, afstaand, teruggericht of met gebogen top, zeer scherp, de langste 4,5-7mm lang. Steunblaadjes lancetvormig tot eirond. Bladsteel 5-7,5cm lang, dicht behaard, met 6-16 gebogen stekels. Bladeren 5-tallig, vlak, mat, grijsachtig groen, aan de bovenzijde behaard tot vrijwel kaal, aan de onderzijde voelbaar kort, meestal dicht behaard, groen of heel licht grijsachtig, fijn, vrij regelmatig gezaagd, niet periodisch of met heel lange zwakke perioden, met rechte tanden. Topblaadje 66-91mm lang, breed eirond-ruitvormig, met afgeronde of uitgerande voet, eerst geleidelijk versmald en dan vrij plotseling kort toegespitst; breedte 71-88% van de lengte. Lengte van het steeltje 24-33(-41)% van de lengte van het blaadje. Onderste zijblaadjes zittend, middelste 3-6mm lang gesteeld.
Bloeitak stompkantig, (vrij) dicht behaard. Stekels 7-12 per internodium, iets ongelijk, fijn, uit iets verbrede voet ± naald of priemvormig, afstaand, teruggericht of gebogen, de langste 3-5mm. Bloeiwijze regelmatig piramidaal of smal cilindrisch met stijve hoofdas, in het onderste deel bebladerd, (vrij) dicht grijs kort behaard, met talrijke iets teruggerichte of gebogen vrijwel naaldvormige stekels. Bovenste bladeren soms aan de onderzijde iets grijsviltig. Zijtakken afstaand tot zwak opgericht, onder het midden gedeeld of gebundeld, met 3-10 bloemen. Bloemsteeltjes 13-17mm lang, van de eindbloem van de zijtakken korter, soms niet meer dan 3mm, kort grijsviltig met vrijwel zittende klieren en 5-15 tere iets langer gesteelde klieren en 0-6 stekels. Kelkslippen grijsgroen, opgericht, met korte klieren, soms iets bestekeld. Kroon wit, eirond, 10-14mm lang. Meeldraden even lang als de groene stijlen. Helmhokken, vruchtbeginsels en vruchtbodem kaal. Bloeitijd: Juni, begin juli.
Naam: Deze soort was bekend van de Wageningse berg en is nu ook in een groter gebied gevonden. Kenmerkend is de grijsachtige kleur van de plant vooral later in de zomer, waardoor het lijkt of er as overheen ligt. We hebben hem daarom de naam favillatus gegeven (favilla = as).
Standplaats: Hagen en wegbermen op omgewerkte zandgrond. Gelijkende soorten: Van de witbloeiende Viatici komt het meest nog R. camptostachys overeen; deze heeft echter behaarde helmhokken, grover getande bladeren en een lossere bloeiwijze.
Verspreiding: Vanaf de Duitse grens bij Groesbeek noordwestelijk tot Veenendaal. Vooral in de wijdere omgeving van Wageningen veel voorkomend.