R. rhytidophyllus H.E.Weber

 

Ruwe randbraam

Rubus rhytidophyllus H.E.Weber

Osnabr. Naturw. Mitt. 14: 148 (1988).

Holotype: HBG, Weber nr. 87.814.11, Niedersachsen, Kreis Grafschaft Bentheim, Bimolten, Feldweg nördlich vom trigonometrischen Punkt 21,9, 14.8.1987.

Bladeren zeer grof en scherp gezaagd, aan de onderzijde lang zacht behaard en meestal iets viltig; bloeiwijze klein, onregelmatig.

Bladloot neerliggend, 5-6 mm dik, (stomp-)kantig, gestreept, (vrijwel) kaal, met 0-200, zeer onregelmatig verdeelde klieren per 5 cm en kleine korte stekeltjes. Grote stekels ongelijk, 17-25 per internodium, uit 2-4 mm brede basis zeer snel versmald, afstaand of zwak teruggericht, recht tot zeer licht gekromd, ± priemvormig. de grootste 4-5 mm lang. Steunblaadjes lancetvormig. Bladsteel 7-8 cm lang, langer dan de onderste zijblaadjes, behaard, met enkele klieren en kleine stekels en 9-25 licht gebogen grotere stekels. Bladeren (3-)4-5 tallig, soms door deling van het topblaadje 6- of 7-tallig, gerimpeld, aan de bovenzijde behaard, aan de onderzijde met lange kamharen op de nerven en soms enig vilt. Bladtanding scherp en diep, grof, duidelijk periodisch tot ingesneden, met rechte tanden. Topblaadje 80-85 mm lang, met rechte of uitgerande voet, zeer breed (driehoekig-)eirond, spits of zeer geleidelijk toegespitst, dikwijls aan een of aan beide zijden gespleten of gedeeld; breedte 80-106% van de lengte. Lengte van het steeltje 24-44% van de lengte van het blaadje. Bloeitak kantig, ± aanliggend behaard, met 5-10 iets gebogen 3-5 mm lange stekels, vaak onregelmatig bezet met kleine stekeltjes en klieren. Bloeiwijze klein, weinigbloemig, onregelmatig vertakt, tuilvormig, sterk doorbladerd, ± aanliggend behaard, met matig talrijke, teruggerichte of aan de top gebogen stekels en korte klieren in zeer wisselend aantal. Zijtakken weinig tot sterk opstijgend, boven het midden gedeeld, meestal bebladerd. Bloemsteeltjes 6-30 mm lang, dik viltig, met 0-30 kort gesteelde klieren en 1-4 gebogen stekels. Kelkslippen afstaand tot opgericht, viltig, met (vrijwel) zittende klieren en soms enkele stekeltjes. Kroonbladen wit, breed omgekeerd eirond, 9-12 mm lang. Meeldraden iets langer dan de groene stijlen. Helmhokken kaal. Vruchtbeginsels vrijwel kaal. Vruchtbodem behaard. Bloeitijd: eind juni, juli.

Standplaats: Vergraven open terreinen, bermen.

Gelijkende soorten: Door de breed driehoekig-eironde zeer diep ingesneden bladeren met zacht behaarde onderzijden niet te verwarren.

Verspreiding: Noordwest Duitsland, noordoost Nederland. In Duitsland tot dicht bij de Nederlandse grens veel voorkomend.

Nederland: Winschoten (Bovenburen) en Vlagtwedde.

Verspreiding Verspreiding