R. tegulifolius A.Beek, Bijlsma & DeVriese

 

Waaierhaagbraam

Rubus tegulifolus A.Beek, Bijlksma & DeVriese

Holotype: Nederland, Woudenberg, Geerensteinselaan, hoek Ekris 52.09629N/5.42105E, 10.07.2021, Van de Beek 2021.07 (L).

Bladeren met dunne, weinig voelbare kamharen op de nerven en kort gesteelde blaadjes; topblaadje eirond elliptisch; bloeiwijze vaak met enkele klieren; kroonbladen klein.

Bladloot boogvormig, paars gevlekt, 5-7 mm dik, kantig, met onregelmatig verspreide lange afstaande haren en (vrijwel) zittende klieren. Stekels 6-12 per 5 cm, iets ongelijk, uit een 2-4 mm brede voet plotseling versmald, slank, recht of iets gebogen, iets teruggericht, tot 3-6 mm lang, soms met een tot 10 mm brede voet en sterk samengedrukt. Steunblaadjes lijn-lancetvormig. Bladloot 5-8 cm, dikwijls langer dan de onderste zijblaadjes, met enige lange haren enkele kort gesteelde klieren en 8-14 slanke, teruggerichte of gebogen, ongelijke stekels. Bladeren voet- of handvormig 5-tallig, overlappend, aan de bovenzijde met een paar haren langs de grote nerven, aan de onderzijde met enige lange, maar niet dichte haren op de nerven. Bladtanding gewoonlijk ondiep, met iets ongelijke, vrij lang toegespitste, ten dele teruggerichte tanden. Topblaadje uit afgerande of iets uitgerande voet elliptisch-omgekeerd eirond, vrij plotseling versmald in een korte spits; lengte-breedte index 0,31-0,45. Lengte van het steeltje 22-25(-34)% van de lengte van het blaadje. Steeltje van de onderste zijblaadjes 1-3 mm.Bloeitak kantig, vrijwel kaal of met afstaande zilverkleurige haren, met enkele zittende klieren. Stekels 0-5 per 5cm, tot 2-6 mm lang, hooked. Bloeiwijze samengesteld trosvormig afgeknot, met lange bladeren, waarvande bovenste somsiets grijszijn,zeer weinig behaard of met opvallende zilverachtige lange afstaande haren, met en metverspreide(sub-) sessieleklieren. Zijtakken opstijgend, de langste met 3-6 bloemen Bloemsteeltjes 10-31 mm mm lang, groen, aanliggend of iets afstaand behaard, met 0-4 stekels en zittende klieren. Kelkslippen afstaand tot los opgericht, niet hol, na de bloei lang toegespitst, groen met witte rand, aanliggend behaard. Kroon wit, eirond tot omgekeerd eirond, 14-15 mm lang, afgerond vaak uitgerand. Meeldraden langer dan de groenachtige stijlen. Helmhokken althans voor een deel met enkele lange haren. Vruchtbeginsels meestal met enkele lange haren aan de top, kaal wordend. Vruchtbodem behaard. Vruchtzetting vaak onvolkomen.

Standplaats: Hagen, bosranden op vochtige licht zure grond.

Gelijkende soorten: R. tegulifolius is lang opgevat als R. favonii W.C.R.Watson (= R. neumannianus H.E.Weber & Vannerom) maar die verschil door de vrijwel afstaande stekels, talrijke zittende maar geen gesteelde klieren, langer en geleidelijk toegespitste blaadjes, die onderzijs zacht aanvoelen en een scherp gezaagde bladrand.
R. umbrosus heeft langer gesteelde niet overlappende blaadjes die onderzijds dicht bezet zijn met lange kamharen en daardoor zeer zacht aanvoelen.

Verspreiding: Nederland en net over de grens in Duitsland bij Anholt.

Nederland: Oude IJsselgebied, Rijk van Nijmegen, Gelderse Vallei.

 

Verspreiding Verspreiding