R. edeesii H.E.Weber & Bull

Wijde haagbraam

Rubus edeesii H.E.Weber & Bull

Watsonia 20: 345 (1995).
Holotype: MANCH, Weber 94.812.4, Germany, Westphalia: Margin of wood on the road S.W. of the airfield S. Of Telgte, 'Im Berdell', 12.8.1994.

Vrij brede diep, scherp en onregelmatig gezaagde topblaadjes; bloeiwijze breed en los, met verspreide lange stekels.

Bladloot boogvormig, 7-8 mm dik, scherpkantig met vlakke zijden, in de zon egaal bruin, zwak behaard. Stekels 4-12 per internodium, met 4-8 mm brede voet, snel versmald, sterk afgeplat, afstaand tot teruggericht, 7-9 mm lang, soms twee op één voet en soms een kleine kegelstekel tussen de grote ste­kels. Steunblaadjes lancetvormig, tot 20 mm lang, meestal hoog ingeplant, zwak behaard, onbeklierd of met vrijwel zittende tere klieren. Bladsteel 7-8 cm lang, los behaard, met 6-13 kromme stekels met brede voet. Bladeren 5-tallig of soms door deling van het topblaadje 6-7-tallig, aan de bovenzijde zwak behaard, aan de onderzij­de groen, zwak maar voelbaar behaard. Bladrand diep, onregelmatig periodisch gezaagd met driehoekige spitse rechte tanden. Topblaadje 84-88 mm lang, met uitgerande voet, breed eirond of elliptisch, vrij plotseling toegespitst, soms gelobd of samengesteld; breedte 75-81% van de lengte. Lengte van het steeltje 33-46% van de lengte van het blaadje. Onderste zijblaadjes 2-3 mm lang gesteeld.
Bloeitak stompkantig, los behaard. Stekels 6-8 per internodi­um, geel, uit 4-5 mm brede voet snel versmald, teruggericht, gebogen of soms gekromd, 6-7 mm lang. Bloeiwijze breed, min of meer afge­rond, vrij dicht grijs behaard, met vrij talrijke lange, onregelmatig verdeelde stekels, alleen aan de voet bebladerd. Ook de bovenste bladeren aan de onderzij­de groen, kort be­haard. Zijtakken afstaand tot opstijgend, de langste 8-10-bloemig, de onderste iets boven het midden gedeeld, de hogere steeds eerder, vaak gebundeld. Schut­blaadjes in dezelfde bloeiwijze soms klierloos, soms met vrij talrijke gesteelde klieren. Bloemsteeltjes 8-30 mm lang, grijsviltig en los behaard, met 1-7 stekels en soms een enkele vrijwel zittende klier. Kelkslippen teruggeslagen tot afstaand, grijsviltig en behaard, met 1-3 stekels. Kroonbladen (vrijwel) wit, omgekeerd eirond, 10-15 mm lang. Meeldraden langer dan de groene stijlen. Helmhokken en vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem met enkele haren. Bloeitijd: eind juni, juli.

Standplaats: Hagen en bosranden op voedselrijke zandgrond.

Gelijkende soorten: Alleen te verwarren met R. platyacanthus, die echter een smallere, piramidale bloeiwijze heeft. De afgeronde, aan R. gratus herinnerende bloeiwijze is zeer karakteristiek, zeker in combinatie met de niet zelden 6-7-tallige bladeren.

Verspreiding: Op het continent alleen op een paar plaatsen in het oosten van Nederland en het uiterste westen van Duitsland; in Engeland meer verspreid.

Nederland: Op enkel plaatsen in de Achterhoek en bij Neerlangbroek.

Verspreiding Verspreiding