R. neumannianus H.E.Weber & Vannerom

 

Lage haagbraam

Rubus neumannianus H.E.Weber & Vannerom

Pollichia 75: 199 (1990).
Holotype: HBG, Weber 85.810.6, westlich Oberstadtfeld bei Daun, 10.8.1985.

Bladeren voetvormig samengesteld, met dunne kamharen op de nerven en kort gesteelde blaadjes; topblaadje eirond elliptisch; bloeiwijze vaak met enkele klieren; kroonbladen klein.

Bladloot 6-12 mm dik, stompkantig met ± vlakke zijden tot rondachtig, zwak behaard. Stekels 6-25 per internodium, iets ongelijk, met 3-8 mm brede voet, sterk samengedrukt, terugge­richt, de langste 5-8 mm lang. Steunblaadjes (lijn-)lancetvor­mig. Bladsteel 5-9,5 cm lang, met (10 -) 20-30 ongelijke gebogen stekels, vaak ten dele als kleine stekeltjes en soms kleine klierstekels. Bladeren meestal 5-, zelden ten dele 3- of 4-tallig, meestal voetvormig gedeeld, aan de bovenzijde kaal of alleen op de nerven iets behaard, aan de onderzijde met dunne kamharen op de nerven. Bladrand onregelmatig, soms duidelijk periodisch gezaagd, met naar buiten gerichte tanden. Onderste zijblaadjes 1-3 mm lang gesteeld. Topblaadje 82-115 mm lang, omgekeerd eirond of soms haast elliptisch, vrij plotseling tot geleidelijk lang toegespitst, aan de voet vaak min of meer afgeknot, nu eens tot wigvormig dan weer tot zwak hartvormig; breedte 60-75% van de lengte. Lengte van het steeltje 19-27% van de lengte van het blaadje.
Bloeitak stompkantig, los behaard. Stekels 3-6 per internodi­um, gebogen of teruggericht, 4-5(-6) mm lang, vaak met een enkele kleine stekel daartussen. Bloeiwijze piramidaal, vrij hoog doorbladerd, matig dicht behaard. Zijtakken opstijgend, rond of boven het midden gedeeld, de langste met 1-3(-5) bloemen. Bloemsteeltjes 15-20 mm lang, viltig en vrij dicht kort behaard, klierloos of met 1-2 kortgesteelde klieren en 7-10 stekels. Kelk los terugge­slagen tot ± afstaand, grijsgroen viltig en kort behaard, meestal met enkele klieren en stekels. Kroonbladen vrijwel wit tot bleek­roze, omgekeerd eirond, 9-11 mm lang. Meeldra­den langer dan de stijlen. Stijlen groenachtig of soms met iets roze voet. Helmhokken en vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem (vrijwel) kaal. Bloeitijd: juli, augustus.

Standplaats: Hagen en bosranden op goed vochthoudende enigs­zins zure grond.

Gelijkend soorten: Op het eerste gezicht lijkt deze soort op een weinig of niet beklierde vorm van R. pyramidalis; deze is steeds duidelijk beklierd in de bloei­wijze en heeft langer gesteel­de blaad­jes. R. platyacan­thus heeft een regelmatiger getande bladrand en een wijde bloeiwij­ze; R. eglandulosus heeft grote­re, eiron­de kroonbladen en vrijwel kale bladonder­zijden.

Verspreiding: Westelijk Duitsland, Luxemburg, oostelijk Bel­gië, Nederland.

Nederland: Op verspreide plaatsen in het midden van het land.

Verspreiding Verspreiding