Platte haagbraam
Rubus platyacanthus P.J.Müll. & Lefèvre
Pollichia 16/17: 86 (1859).
Lectotype (Newton ex Weber 1986): LAU, Lefèvre in herb. Müller, Forêt de Retz, 1856.
Verschillen met R. adspersus:
Bladloot vrijwel kaal tot zwak behaard. Bladsteel licht behaard, met 7-20 stekels. Bladeren aan de bovenzijde vaak sterker behaard. Bladtanding dieper. Topblaadje 79-111 mm lang, elliptisch tot omgekeerd eirond of soms ruitvormig-eirond, nooit gelobd of gedeeld, met afgeronde of iets uitgerande, zelden licht hartvormige voet, meestal vrij plotseling toegespitst; breedte 60-74(-82)% van de lengte. Lengte van het steeltje 25-43(-50)% van de lengte van het blaadje.
Bloeiwijze onregelmatig piramidaal, weinig behaard. Zijtakken met 4-9 bloemen. Bloemsteeltjes 15-30 mm lang, met 4-15 afstaande stekels, zonder gesteelde klieren. Schutblaadjes met enkele vrijwel zittende klieren. Vruchtbeginsels kaal of met een enkele haar.
Standplaats: Hagen en bossen op kalkvrije voedselrijke vaak vochtige bodem.
Gelijkende soorten: R. frederici heeft een kale bladloot en veel dichtere bestekeling.
Verspreiding: Vrijwel geheel Noord-West Europa vanaf Sleeswijk-Holstein en Brandenburg zuidwestelijk tot in het Zwarte Woud en Noord-Frankrijk en de Britse eilanden. In het areaal in de regel niet algemeen.
Nederland: Op enkele zeer verspreide plaatsen, hoofdzakelijk in het zuiden van het land en nergens in behoorlijke hoeveelheden.
Opm.: De twee reeksen fotos van gedroogde planten zijn van materiaal van Lefèvre, resp. in de herbaria in Bordeaux en Parijs.