R. muenteri Marsson

 

Ronde haagbraam

Rubus muenteri Marsson

Fl. Neu-Vorpomm. 144 (1869).
Lectotype (Weber 1986): GFW, Wolgast, zwischen Jagdkrug und Jäger­hof, 15.9, s.a.

Verschillen met R. lindebergii: Bladloot fors, sterk vertakt, ± 8 mm dik. Bladeren aan de onderzijde groen in de schaduw tot grijsviltig in de zon, iets grover gezaagd. Topblaadje 57-70 mm lang, breed ± elliptisch, vrij plotseling toegespitst; breedte 78-85% van de lengte.
Stekels aan de bloeitak teruggericht of licht gebogen. Zijtak­ken omstreeks of boven het midden gedeeld, de langste met 7-8 bloemen. Bloemsteeltjes 5-10 mm lang, met 2-6 zeer ongelijke stekeltjes, soms met enkele kort gesteelde klieren. Kroonbla­den vaak breder, tot bijna rondachtig. Vruchtbodem duidelijk behaard.

Standplaats: Bermen op losse zandgrond.

Verspreiding: Vanaf Zuid-Zweden door Denemarken en de Noord-Duitse laagvlakte tot in het oosten van Nederland. Het areaal is erg verbrokkeld.

Nederland: Alleen aan de oude spoorlijn van Winterswijk naar Borken, als verre voorpost van een grotere verspreiding in noordelijk Westfalen.

Verspreiding Verspreiding