Groefstokbraam
Rubus sulcatus Vest
Steyerm. Zeitschr. 3: 162 (1821).
Lectotype (Van de Beek 1974): GZU, Vest, Steiermark, sine dato.
Zeer hoog opgaande gegroefde bladloot met afgeplatte stekels; kelkslippen groen; grote (vrijwel) witte bloemen.
Bladloot 1,5-5 m hoog, 6-12 mm dik, kantig, (meestal diep) gegroefd, in de zon wijnrood, kaal. Stekels 1-12 per internodium, uit 2-10 mm brede voet geleidelijk versmald, afgeplat, teruggericht of gebogen, zelden afstaand, 4-11 mm lang. Steunblaadjes lijn-lancetvormig. Bladsteel (4-)6-10 cm lang, met 0-9 kromme of zelden gebogen stekels, korter dan de onderste zijblaadjes. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde (vrijwel) kaal, aan de onderzijde vrijwel kaal tot voelbaar behaard, vrij diep, vaak iets periodisch, meestal zeer scherp gezaagd, in de zomer aan de bovenzijde vooral aan de randen meestal wijnrood aangelopen. Topblaadje (9,5-)10-11,5 cm lang, met hartvormige of uitgerande voet, elliptisch, soms meer naar eirond soms meer naar omgekeerd eirond neigend, meestal zeer lang toegespitst, bij brede bladeren meer plotseling toegespitst; breedte 55-74(-85)% van de lengte; lengte van het steeltje (30-)35-44(-54)% van de lengte van het blaadje. Onderste zijblaadjes 4-10 mm lang gesteeld.
Bloeitak kantig, gegroefd, zwak behaard, met 0-2 afgeplatte, vaak forse, zwak teruggerichte tot kromme, (2-)4-9 mm lange stekels met brede voet per internodium. Bloeiwijze cylindrisch of piramidaal, aanliggend behaard, de onderste zijtakken 1-3(-7)-bloemig. Bloemsteeltjes 8-35 mm lang, met 0-2 stekels. Kelk groen met witte rand, in de regel teruggeslagen. Kroonbladen wit of bleekroze, elliptisch, 12-16 mm lang. Meeldraden langer dan de groenachtige stijlen. Helmhokken en vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem soms met enkele haren. Bloeitijd: eind juni-begin augustus.
Standplaats: Humusrijke oude bossen op goede grond in beekdalen.
Verspreiding: Vrijwel heel Europa met uitzondering van het uiterste noorden en zuiden. Nergens algemeen en in gebieden waar de soort groeit meestal ook in verspreide exemplaren.
Nederland: Op zeer verspreide plaatsen aangetroffen. De enige grotere vegetaties in het Veldersbos bij Boxtel en tussen Ulvenhout en Chaam.