R. opacus Focke ex Bertram

 

Donkere koepelbraam

Rubus opacus Focke ex Bertram

Fl Braunschw. 74 (1876).

Lectotype (Van de Beek 2014): BREM, Focke, Lesum bei Bremen,  6.8.1869 (alleen het blad).

Hoogboogvormige tot rechtopstaande bladloot. Stekels aan de basis vaak wijnrood. Blad aan de bovenzijde donkergroen, aan de onderzijde vaak loodgrijs, met gesteelde zijblaadjes. Meeldraden iets (soms nauwelijks) langer dan de stijlen. Helmhokken vrijwel steeds behaard.

Verschillen met R. plicatus:

Bladloot hoogboogvormig, 6-9 mm dik, ook in de herfst niet convex. Stekels met 5-7 mm brede, meestal wijnrode voet, tot 7-9 mm lang. Steunblaadjes lijnvormig, zelden smal lijn-lancetvormig. Bladsteel met meestal forse haakvormige stekels. Bladeren donkergroen aan de bovenzijde, vaak enigszins loodgrijs aan de onderzijde. Onderste zijblaadjes 2-5 mm lang gesteeld, naar de bladsteel gericht. Topblaadje 70-133 mm lang, eirond elliptisch, vrij lang toegespitst; breedte 62-72% van de lengte. Lengte van het steeltje 29-49% van de lengte van het blaadje. Bloeiwijze samengesteld. Langste zijtakken met 3-5 bloemen. Bloemsteeltjes 7-28 mm lang. Kelkslippen min of meer stervormig afstaand of iets teruggericht, meestal verlengd, niet hol. Kroon wit of zelden bleekroze. Meeldraden evenlang als tot duidelijk langer dan de stijlen. Helmhokken meestal bij althans een deel van de bloemen behaard. Vruchtzetting soms slecht.

Standplaats: Bossen en hagen op iets leemhoudende zandgrond.

Gelijkende soorten: R. plicatus: zie boven. R. bertramii: zie aldaar. R. discors heeft een behaarde en zwaarder bestekelde bladloot.

Verspreiding: Vanaf West-Polen door Noord en Midden-Duitsland tot in Nederland en België.

Nederland: Op enkele zeer verspreide plaatsen in het midden en zuiden van het land.

Verspreiding Verspreiding