Naaldroggebraam
Rubus scissus W.C.R.Watson
Journal of Botany 75: 162 (1937)
Holotype: KEW, Herb. Borrer, Almond Park, Shrewsbury, s.n. R. fissus Leight.
Rechtopstaande bladloot met talrijke naaldstekels; bladeren aan de bovenzijde flink behaard.
Verschillen met R. ammobius:
Bladloot meestal slechts ± 50 cm hoog, 3-6 mm dik, kantig, behaard, met 15-40 dunne naald- tot priemvormige tot 3-5 mm lange gele stekels. Bladeren kleiner, sterk geplooid, meestal ten dele 7-tallig, aan de onderzijde matig en kort ± aanliggend behaard, groen. Lengte van het steeltje 27-41% van de lengte van het topblaadje. Onderste zijblaadjes zittend, soms met de middelste zijblaadjes vergroeid.
Bloeiwijze klein, trosvormig, met tere naaldstekels. Bovenste bladeren meestal groen, soms aan de onderzijde heel licht viltig. Kelkslippen afstaand, groen met witte rand. Kroonbladen wit, smal, 7-9 mm lang. Meeldraden korter dan tot maximaal evenlang als de stijlen. Vruchtbeginsels duidelijk, maar niet zeer dicht behaard. Vruchtbodem behaard.
Standplaats: Op schrale, maar niet noodzakelijk droge zand- of hoogveengrond in lichte bossen en vooral op heidevelden of resten daarvan.
Taxonomie: Zie Van de Beek 2011.
Gelijkende taxa: R. ammobius: zie aldaar.
Verspreiding: Wijd verspreide soort van Engeland via Nederland en België en Noord-Duitsland tot Polen en aangrenzend Rusland; bovendien in het zuiden van de Scandinavische landen. In het hele gebied is het areaal niet gesloten: in sommige streken in de soort algemeen, in andere ontbreekt deze geheel.
Nederland: Door het hele land waar geschikte grond aanwezig is, voorkomend, hoewel ook hier zeer verschillend in frequentie.