Rubus schipperi A. Beek
Gorteria 36:95 (2014)
Roze purperbraam
Holotype: L, Van de Beek 2000.819, Ter Apel, Meebos, n.o. zijde, langs verharde fietspad, 8.8.2000.
Bladloot boogvormig tot neerliggend, 4–7 mm dik, kantig tot rondachtig, berijpt, (vrijwel) kaal of plaatselijk iets behaard, met 1–10 korte donkere klieren per 5 cm. Stekels 43–54 per internodium, sterk ongelijk, donker paarsbruin, naald- of priemvormig tot slank en afgeplat, met 1–2 mm brede voet, teruggericht, tot 3–6 mm lang. Steunblaadjes lijnvormig tot smal eirond, 8–12 mm lang, behaard en beklierd. Bladsteel 7–10 cm lang, dun aanliggend behaard, met enkele klieren en 22–41 ongelijke teruggerichte of deels iets gebogen stekels. Bladen 5-tallig, aan de bovenzijde weinig tot duidelijk behaard, aan de onderzijde vooral op de nerven zwak tot dicht zacht behaard en vaak tevens dun viltig. Bladtanding iets onregelmatig, matig tot diep, niet tot duidelijk periodisch, met spitse (vrijwel) rechte tanden. Topblaadje 86–119 mm lang, breed eirond tot vrijwel cirkelrond, met uitgerande of hartvormige voet, geleidelijk tot vrij plotseling vrij toegespitst, vaak iets gelobd; breedte (71–)82–92% van de lengte. Lengte van het steeltje 26–33% van de lengte van het blaadje.
Bloeitak stompkantig of rond, dicht bezet met lange sterharen, met 0–3 kortgesteelde klieren per 5 cm. Stekels 2–35 per internodium, ongelijk, onregelmatig verdeeld, priem- of naaldvormig, teruggericht, tot 2–4 mm lang. Bloeiwijze onregelmatig piramidaal, afgerond of tuilvormig, tot dicht bij de top met grote vaak enkelvoudige bladen, met vooral naar boven toe (vrij) talrijke stekels, beklierd. Zijtakken opstijgend, gebundeld of onder tot boven het midden gedeeld, de langste met 2–10 bloemen. Bloemsteeltjes 4–17 mm lang, viltig, met 10–>100 ongelijke klieren en soms klierstekels en 5–40 stekels. Kelkslippen afstaand tot opgericht, of soms aanvankelijk los teruggeslagen, viltig, met 0–100 tere klieren en 0–20 stekels. Kroonbladen breed eirond tot vrijwel cirkelrond, rozerood, 6–13 mm lang. Meeldraden langer dan de gewoonlijk roze, maar soms vrijwel gele stijlen. Helmhokken behaard. Vruchtbeginsels en vruchtbodem dicht viltig. Bloeitijd: eind juni tot augustus.
Standplaats: Gestoorde plaatsen van uiteenlopend karakter, zowel langs wegen als in bossen.
Gelijkende soorten: Door de combinatie van paarse stekels, rozerode bloemen en dicht behaarde helmhokken niet te verwarren.
Verspreiding: In Oost-Groningen vrij algemeen (volgens Schipper zeer algemeen), westwaarts verspreid tot in oostelijk Friesland. Verder net over de grens in het Emsland bij de oprit van de N401 naar de Autobahn 31 (eigen waarneming).