R. dumetorum Weihe

 

Heggendauwbraam

Rubus dumetorum Weihe

in Boeninghausen, Prod. Fl. Monast. 153 (1824).

Lectotype (Van de Beek 1974): MSTR, Weihe, ‘Rubus dumetorum Weihe’, s.l., s.d.

Lijkt habitueel veel op R. caesius, maar verschilt van deze door de volgende kenmerken: Bladloot 2-5 mm dik, soms behaard. Stekels forser, op de bladloot tot 3-5 mm lang. Bladeren soms zwaar gelobd 3-tallig, meestal ten dele of alle 4- of 5-tallig mert (vrijwel) zittende zijblaadjes, aan de onderzijde dun zacht behaard, nauwelijks tot uitgesproken periodisch gezaagd. Topblaadje 60-131 mm lang, breed eirond of driehoekig, met hartvormige voet, soms gelobd, duidelijk toegespitst; breedte 70-99% van de lengte. Lengte van het steeltje 19-44% van de lengte van het blaadje. Bloeiwijze met tot 3 mm lange stekels. Bloemsteeltjes met 35->100 klieren en 3-35 stekels. Kroonbladen breed elliptisch, eirond of vrijwel cirkelrond, 10-13 mm lang. Vruchtbodem behaard. Vrucht zwart, berijpt, meestal slecht ontwikkeld. Bloeitijd: eind juni-augustus.

Standplaats: Ruige, vaak vochtige terreinen.

Gelijkende soorten: Er is vaak gelijkenis met slecht ontwikkelde planten van andere Corylifolii (met name van R. lobatidens: zie aldaar) en met R. caesius. Voor de verschillen met de laatste zie boven.

Verspreiding: In het westelijke deel van het verspreidingsgebied van R. caesius, oostelijk tot in Polen.

Nederland: Op verspreide plaatsen door het hele land.

Verspreiding Verspreiding