R. diversus W.C.R.Watson

 

Late muisbraam

Rubus diversus Watson

Rep. Bot. Soc. Brit. Isles 8: 508 (1928).

Lectotype (Edees & Newton 1988): SLBI, Robbins, Bowl Head Green, Surrey, 14.8.1925.

Asymmetrisch ruitvormig of omgekeerd eirond topblaadje; hele plant sterk behaard. Zeer lange piramidale bloeiwijze met talrijke kleine witte bloemen. Laat bloeiend.

Bladloot neerliggend, (stomp-)kantig, 4-9 mm dik, dicht afstaand behaard, met ± 100 of meer ongelijke gele of rode klieren. Stekels ongelijk, de grotere niet duidelijk afgegrensd, deze uit 3-7 mm brede voet onmiddellijk versmald, zeer slank, sterk afgeplat tot vrijwel naaldvormig, 10-14 per internodium, scherp teruggericht of iets gebogen, tot 5 mm lang. Steunblaadjes lijn- tot lancetvormig, 10-14 mm lang, behaard en beklierd. Bladsteel 5-8,5 cm lang, los behaard, matig beklierd, met 7-16 teruggerichte of gebogen stekels. Bladeren 3-5-tallig, aan de bovenzijde vrijwel kaal of iets behaard, aan de onderzijde vooral op de nerven niet dicht, maar duidelijk voelbaar stug behaard. Bladrand onregelmatig sterk periodisch gezaagd, meestal met deels teruggerichte tanden. Topblaadje 90-132 mm lang, gewoonlijk asymmetrisch, ruitvormig of omgekeerd eirond met wigvormige, afgeronde of zelden heel licht uitgerande voet, geleidelijk tot plotseling zeer kort toegespitst; breedte 60-80% van de lengte; lengte van het steeltje 27-36(-43)% van de lengte van het blaadje. Bloeitak dicht behaard en beklierd, met onregelmatige stekels, de grootste 2-10 per internodium, zeer scherp teruggericht, zeer slank, afgeplat tot naaldvormig, tot ± 4 mm lang. Bloeiwijze extreem lang, piramidaal, met smalle bladloze top en bebladerde, opstijgende, rijkbloemige trosvormige onderste zijtakken; middelste zijtakken afstaand of iets opgericht, rond het midden gedeeld, met 6-15 bloemen. Bloeias dicht kort tot ruig behaard, met > 50 geel- of bruinachtige klieren en tot 4 mm lange naaldstekels. Bloemsteeltjes 6-16 mm lang, dicht kort behaard, met talrijke gele of donkerbruine klieren die voor een deel langer zijn dan de doorsnede van het steeltje en 6-10 stekels. Kelkslippen afstaand, vaak met lang uitgetrokken punt, grijsviltig en gewoonlijk dicht behaard, dicht beklierd, met 0-30 stekels. Kroonbladen wit of bleek roze, 8-10 mm lang, smal (eirond-)elliptisch. Meeldraden langer dan de geel- of groenachtige stijlen. Helmhokken kaal. Vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem iets behaard. Bloeitijd: zeer laat, meestal pas vanaf half juli met hoofdbloei in augustus, soms doorgaand tot in november toe.

Standplaats: uitgesproken bosplant.

Gelijkende soorten: Door de zeer lange bloeiwijze en de asymmetrische bladeren niet te verwarren.

Verspreiding: Wijd verbreid in Zuid-Engeland. Op het continent alleen in België bij Everbeek en bij Nederbrakel en in Nederland (zie Van de Beek 2001).

Nederland: alleen van de Westerbouwing.

Verspreiding Verspreiding