Kiezelhumusbraam
Rubus glareosus Rogers
Journ. Botany 50: 309 (1912).
Lectotype (Edees & Newton 1988): BM, herb. Barton & Riddelsdell no. 7530 & 11280, W. M. Rogers, Haslemere, Surrey, 18.8.1900.
Tere braam met smalle roze kroonbladen en afstaande tot opgerichte kelkslippen; topblaadje smal elliptisch tot omgekeerd eirond.
Verschillen met R. flexuosus: Bladeren (ook in de bloeiwijze) aan de onderzijde groen, weinig behaard, nooit viltig; topblaadje met afgeronde tot hartvormige voet; bloeiwijze breed cylindrisch, met stompe top, alleen aan de voet bebladerd, meestal met rechte as; zijtakjes boven het midden gedeeld; bloemsteeltjes dun, met langere klieren en talrijker stekels; kelkslippen afstaand tot opgericht, kort groen-grijsviltig, met witte rand, met langer gesteelde klieren, meer bestekeld; meeldraden langer dan de stijlen; helmhokken kaal; vruchtbodem kaal.
Standplaats: Voedselrijke bossen.
Gelijkende soorten: Naast R. flexuosus geen enkele.
Verspreiding: Op de Britse Eilanden vanaf Wales oostwaarts door Zuid-Engeland; op het continent alleen in Nederland.
Nederland: Alleen op een paar plaatsen in Noord-Brabant.