R. caninitergi H.E.Weber

 

Gedrongen humusbraam

Rubus caninitergi H.E.Weber

Ber. Bayer. Bot. Ges. 66/67:35 (1996).

Holotype: M, Weber 89729.3, Rheinland-Pfalz, Schwarzwald im Hunsrück, nordwestlich Weiskirchen. 29.7.1989.

Bladloot met ongelijke stekels en veel klieren en naaldstekels; bladeren weinig behaard, grof gezaagd, met afstaande tanden; kroonbladen in de schaduw vaak helderroze, in de zon tot wit verblekend; stijlen rood. Door de rode stijlen lijkt de bloem roder dan ze is.

Bladloot laagboogvormig tot neerliggend, 4-7 mm dik, kantig met vlakke zijden, zeer dicht ruig behaard, met 100->200 ongelijke klieren en fijne naaldstekels. Grote stekels matig duidelijk afgegrensd van de naaldstekels en klieren, 15-30 per internodium, de grootste uit 2-5 mm brede voet snel versmald, aan de voet iets afgeplat met priemvormige spits of geheel priemvormig, sterk teruggericht, recht of iets gebogen, tot 2-5 mm lang. Steunblaadjes lijn- tot lijnlancetvormig. Bladsteel 6-8 cm lang, dicht behaard en beklierd, met 12-25 grotere ± priemvormige teruggerichte of gebogen stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde kaal of iets behaard, aan de onderzijde groen, weinig, niet of nauwelijks voelbaar behaard. Bladeren grof, onregelmatig periodisch, vaak haast ingesneden gezaagd, met rechte tanden. Topblaadje 71-93 mm lang, breed eirond-elliptisch of iets omgekeerd eirond, met uitgerande of zwak hartvormige voet, vrij geleidelijk tot vrij plotseling matig lang toegespitst; breedte 67-78% van de lengte. Lengte van het steeltje 29-41% van de lengte van het blaadje.

Bloeitak kantig, gegroefd, dicht ruig behaard, met >200 klieren en kleine stekeltjes per 5 cm zijde. Grotere stekels 4-13 per internodium, uit 1-5 mm brede voet zeer snel versmald, afgeplat tot priemvormig, scherp teruggericht, recht of gebogen, 2-5 mm lang. Bloeiwijze dicht, smal piramidaal, hoog bebladerd, groen van indruk, dicht behaard en beklierd, met talrijke priem- of naaldvormige stekels van ongelijke lengte. Ook de bovenste bladeren aan de onderzijde nauwelijks behaard. Zijtakken opstijgend, de langste met 3-10 bloemen, rond het midden gedeeld. Bloemsteeltjes 4-11(-14) mm lang, los lang behaard, donkergroen, met 100-200 licht- tot donkerbruine klieren, waarvan de langste iets langer zijn dan de doorsnede van het steeltje, soms enkele klierstekels en 3-8 stekels. Kelkslippen aanvankelijk los teruggeslagen, na de bloei opgericht, groenviltig met vrij duidelijk afgegrensde witte rand, behaard, dicht beklierd, met 10-15 stekels. Kroonbladen middelroze tot vrijwel wit, smal eirond-elliptisch, 9-12 mm lang. Meeldraden langer dan de rode stijlen. Helmhokken en vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem behaard. Bloeitijd juli, begin augustus.

Standplaats: Rijke bossen en bosranden op kalkvrije grond.

Gelijkende soorten: R. taxandriae heeft eveneens rode stijlen, maar de bloemen zijn duidelijk wit of bleekroze; bovendien zijn de bladeren aan de onderzijde dicht behaard, met kamharen op de nerven.

Verspreiding: Van noordelijk Beieren noord-westwaarts tot in de Eifel en Luxemburg en Nederland.

Nederland: Ten zuiden van Winterswijk in een beperkt gebied veel voorkomend. Verder bij Bergh.

Verspreiding Verspreiding