Smeulende kambraam
Rubus taxandriae Vannerom ex A.Beek
Gorteria 24: 27 (1998).
Holotype: BR, A. van de Beek A 1057, Oosterhout (N.B.), bij zandverstuiving langs weg naar Dorst, 4.7.1981.
Dichtbehaarde kleine braam met sterk teruggeknikte stekels; bloemen wit of zeer licht roze, stijlen met rode voet.
Verschillen met R. rubrumcadaver:
Bladloot 3-7 mm dik, rondachtig tot scherpkantig, dicht maar meestal kort behaard, met 0-5 gesteelde klieren per 5 cm. Stekels met 2-4 mm brede voet, 5-8 mm lang. Bladeren 3-5 tallig met bredere tanden. Topblaadje breder, eirond tot elliptisch, soms licht omgekeerd eirond, met uitgerande voet, kort toegespitst; breedte (56-)66-83% van de lengte. Lengte van het steeltje 27-51% van de lengte van het blaadje. Bloeitak met 0-4 gesteelde klieren per 5 cm en minder ongelijke stekels. Bloeiwijze aan de voet doorbladerd, vaak met dichte bladloze top. Zijtakken opstijgend, meestal boven het midden gedeeld, met 3-17 bloemen. Bloemsteeltjes 4-13 mm lang, beklierd, met fijne stekels. Kelkslippen grijsviltig, aanvankelijk los teruggeslagen tot afstaand, later soms voor een deel licht opgericht. Kroonbladen wit of bleekroze, elliptisch of eirond, 7-10 mm lang. Meeldraden evenlang als of weinig langer dan de stijlen. Stijlen geheel of aan de voet roze tot paarsrood. Vruchtbeginsels en vruchtbodem behaard. Bloeitijd: eind juni, juli.
Standplaats: Voedselrijke bossen en kapvlakten op zure tot neutrale grond.
Gelijkende soorten: Door de dichte beharing en de combinatie van roodachtige stijlen en bleke kroonbladen niet te verwarren.
Verspreiding: Nederland en in de Belgische Kempen.
Nederland: In heel het Kempense district, met name in de omgeving van de beekdalen algemeen. Verder op de oude duinrug bij Lisse. Tevens bij het station van Goes.