Vuurkambraam
Rubus rubrumcadaver A.Beek
Osnabr. Naturw. Mitt. 23: 42 (1997).
Holotype: L, Kern & Reichgelt 18989, Meerwijk bij Nijmegen, 22.7.1952.
Rozerode bloemen; smalle bloeiwijze met sterk teruggeknikte stekels; bladeren 5-tallig, met elliptisch tot omgekeerd eirond topblaadje; dicht behaard en beklierd; kelk opgericht.
Bladloot 5-6 mm dik, kantig, dicht met afstaande sterharen bezet, met (5-)50->200 klieren per 5 cm en enkele kleine stekels. Stekels 10-20 per internodium, met 3-6 mm brede voet, (vaak scherp) teruggericht, gebogen of geknikt, de langste 4-7 mm. Steunblaadjes lijn- of draadvormig, 10-13 mm lang. Bladsteel 4½-9 cm lang, langer dan de onderste zijblaadjes, dicht kort behaard, met 10->200 klieren en 8-12 kromme of haakvormige stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde kaal of weinig behaard, aan de onderzijde met lichte kamharen tot dicht kort behaard, de bovenste soms heel licht viltig. Bladtanding fijn, onregelmatig, niet tot matig periodisch, met spitsjes op de deels naar buiten gerichte tanden. Topblaadje 6-11 cm lang, smal elliptisch of zwak omgekeerd eirond, met afgeronde of uitgerande voet, vrij plotseling toegespitst; breedte 50-71% van de lengte. Lengte van het steeltje 32-38(-43)% van de lengte van het blaadje. Bloeitak dicht behaard, met 10-40 klieren per 5 cm en enkele kleine stekels. Grotere stekels 4-18 per internodium, zeer ongelijk, scherp teruggericht, gebogen, geknikt tot haakvormig, de langste 4-7 mm. Bloeiwijze lang en smal, vaak met zig-zag of gebogen hoofdas, aan de voet met 3-tallige bladeren, meestal tot de top met enkelvoudige bladeren of grote bladachtige schutbladen, ruig behaard, met gesteelde klieren en talrijke stekels. Zijtakken loodrecht tot schuin afstaand, vaak gebundeld, onder of rond het midden gedeeld, de onderste met (3-)7-14(-40) bloemen. Bloemsteeltjes 8-15 mm lang, dun viltig en tevens ruig behaard, met talrijke (vrijwel) zittende klieren en 4->50 langgesteelde klieren en (4-)7-15 ongelijke stekels. Kelkslippen afstaand tot opgericht, met lang uitgetrokken punt, grijsgroen mert witte rand, dicht behaard, beklierd en bestekeld. Kroonbladen rozerood, soms verblekend in de zon, elliptisch, afgerond of spits, 7-10 mm lang. Stijlen met rode voet. Meeldraden langer dan de stijlen. Helmhokken kaal. Vruchtbeginsels kaal of met een enkele haar. Vruchtbodem lang behaard. Bloeitijd: juli.
Standplaats: Bossen en bosranden op voedselrijke zure grond.
Gelijkende soorten: De in Nederland niet voorkomende R. gravetii Boul. en R. adornatoides Weber hebben beide (naast andere verschillen) duidelijk teruggeslagen kelken. R. caninitergi heeft lichtere bloemen, grover getande bladrand, meestal een meer eirond topblaadje en kaler bladonderzijden. R. adornatus heeft gewoonlijk 3-tallige bladeren met breder topblaadje en een bredere, korte bloeiwijze; R. taxandriae heeft witte of bleekroze bloemen.
Verspreiding: Midden- en Oostelijk Nederland en de omgeving van Kleef.
Nederland: Algemeen rond Nijmegen en in de zuid-westelijke Achterhoek, zuidelijk tot Melick-Herkenbosch, westwaarts in noord-oostelijk Noordbrabant en via de Veluwezoom tot Doorn; voorts bij Naarden en een geïsoleerd voorkomen bij Wilhelminaoord.