R. incarnatus P.J.Müll.

 

Rode haagbraam

Rubus incarnatus P.J.Müll.

in Flora 42: 71 (1859).

Lectotyope: LAU (Weber 1984: 618): ‘R. macroacanthos, W.et N. Clairière au Bienwald. Mardi 28 Juillet 1857.’ Müller 439.

Synon.:R. adelphicus G. Braun, Herb. Rub. Germ. 153. 1880.
Lectotype (Weber 1986): M, Braun, Hausberge an der Weser, 18.7.1880.

 R. rhodanthus Watson, Journ. Bot. 71: 224 (1933) = R. carpinifolius var. roseus Weihe & Nees, Rub. Germ. 36. 1824. Lectotype (Weber 1986): W, coll. Weihe, Minden, s.d.
R. osseus G. Matzke-Hayek. Osnabrück. Naturwiss. Mitt. 23: 212 (1997). Holotype: B, herb. Matzke-Hayek 890810.18, Waldrand östlich Vermershoven, 10.8.1989.

Fraai roze bloemen. Bladeren aan de onderzijde viltig; top­blaadje smal eirond-elliptisch.

Bladloot hoogboogvormig, 5-7 mm dik, kantig met gegroefde zijden, in de zon diep roodbruin, kaal of met zeer verspreide (ster)haren. Stekels (5-)10-15 per internodium, uit 4-9 mm brede (vrij) dikke basis plotseling versmald, afstaand, teruggericht of gebo­gen, 5-9 mm lang. Steunblaadjes lijn tot lancetvormig. Blad­steel 5-7 cm lang met 7-22 kromme stekels, vrij dicht bezet met sterharen. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde kaal of iets behaard, aan de onderzijde kort behaard en enigszins tot duidelijk viltig. Onderste zijblaad­jes in de zon zittend of kort gesteeld, in de schaduw tot 6 mm gesteeld. Bladrand niet tot weinig periodisch gezaagd met rechte tanden. Topblaadje 65-91(-112) mm lang, smal eirond tot ± ruitvormig of elliptisch, met uitgerande of zwak hartvormige voet, zeer geleidelijk toegespitst. Breedte (49-)57-70% van de lengte. Lengte van het steeltje 19-41% van de lengte van het blaadje.
Bloeitak kantig of rondachtig, viltig behaard. Stekels 5-10 per internodium, meestal met dikke voet en slanke spits, teruggericht tot krom, 4-7 mm lang. Bloeiwijze onregelmatig los piramidaal, vrij hoog doorbladerd, alle of tenminste de bovenste bladeren aan de onderzijde grijsviltig. Zijtakken opstijgend, de onderste met 1-5 bloemen. Bloemsteeltjes 7-18 mm lang, dicht kort behaard, met 0-10 stekels. Kelkslippen teruggeslagen tot afstaand, viltig, onbestekeld of vaak met één stekel. Kroonbladen helder roze, breed elliptisch, ± 11 mm lang. Meeldraden langer dan de stijlen. Helmhokken kaal. Stijlen geel of met rood aangelopen voet. Vruchtbeginsels met een paar haren aan de top. Vruchtbodem behaard. Bloeitijd: juli, begin augustus.

Standplaats: Wegkanten, hagen en lichte bossen op kalkrijke leemgrond.

Gelijkende soorten: Door de smalle, aan de onderzijde min of meer viltige bladeren en fraai roze bloemen onmiskenbaar.

Verspreiding: Vanaf het Wesergebied in Duitsland tot Twente, met enkele voorposten in Midden-Nederland en een in België (Meldert).

Nederland: Op een aantal plaatsen in zuidelijk Twente en op de kalkheide achter de steengroeve bij Winterswijk. Verder bij Ede en bij Maarsbergen.

Verspreiding Verspreiding