Groene haagbraam
Rubus desarmatus A.Beek
Gorteria 31: 70 (2005).
Holotype: L, Boulay & Bouly de Lesdain, Rub. praes. Gall. 158, coll. Boulay, Nord, Saint-Amand, à l'extrémité S.-E. du Mt. des Bruyères dans la forêt au croisement de deux chemins. Sol sablonneux, 19.7.1897 (pro Rubus suberectus x macrophyllus).
Synon.: R. carpinifolius var. denticulatus Sudre. Rubi Europae (1908).
Verschilt van R. adspersus door de volgende kenmerken:
Bladlootstekels 15-30 per internodium, uit 3-6 mm brede voet zeer snel toegespitst, zeer slank, teruggericht of gebogen, 5-7 mm lang. Bladeren aan de onderzijde ook in de bloeiwijze steeds zonder vilt, zeer fijn en scherp gezaagd; topblaadje eirond of min of meer elliptisch, vrij plotseling toegespitst; stekels van de bloeitak 2-3 mm lang; bloeiwijze met tere stekels en dunne bloemsteeltjes, en met name op de kelken minder ruig behaard; schutblaadjes en bloemsteeltjes met kort gesteelde klieren; kelkslippen met lang uitgetrokken, vaak bladachtige punt; vruchtbeginsels kaal of aan de top iets behaard.
Standplaats: Hagen en bosranden op vruchtbare grond.
Taxonomie: In karakteristieke vorm duidelijk van R. adspersus te onderscheiden. Er komen echter in Zuid-België soms overgangen voor die in het herbarium moeilijk te determineren zijn.
Verspreiding: Vanaf het zuiden van Nederland en de omgeving van Aken tot in Noord-Frankrijk.
Nederland: Alleen in Limburg.