R. lasiocladus (Focke) Foerster

 

Ruige viltbraam

Rubus lasiocladus (Focke) Foerster

Fl. exc. Aachen 100 (1878).
Neotype (Beek 1974): U, Beek A 901a, Crombach bij Kerkrade.

Verschillen met R. spina-curva:
Bladloot grijsgroen, soms rood gevlekt of rood aangelopen, met dichte lange sterharen. Stekels met 7-10 mm brede voet, drie­hoekig, met rechte of gebogen punt, 8-11 mm lang. Bladeren aan de bovenzijde met lange haren, onderzijde grijs- tot witviltig en tevens met lange kamharen op de nerven. Bladtanding (vrij) regelmatig, niet of zwak periodisch. Topblaadje breed eirond-ruitvormig of ellip­tisch; breedte 75-85% van de lengte. Lengte van het steeltje 38-47% van de lengte van het steeltje.
Stekels van de bloeitak afstaand, teruggericht of gebogen, de langste 7-9 mm lang. Bloeiwijze lang en smal piramidaal, met spitse top, met talrijke lange stekels. Bloemsteel­tjes met meestal talrijke lange stekels. Kelkslippen los teruggeslagen of soms vrijwel afstaand, ruig behaard. Kroonbladen wit of roze, breed eirond, 10-15 mm lang. Meeldra­den veel langer dan de groenachtige stijlen. Helmhokken alle of ten dele behaard. Vrucht­beginsels dicht behaard. Bloeitijd: eind juli, begin augustus.

Standplaats: Hagen op kalkrijke grond.

Verspreiding: Duitsland (omgeving van Aken), Nederland.

Nederland: Zeer verspreid door het land: De Bilt, Putten, Nijmegen, Heeze; in Zuid-Limburg meer voorkomend.

Verspreiding Verspreiding