Krijtviltbraam
Rubus spina-curva Boulay & Gillot
in N. Boulay, Diagnoses des espèces ou formes de Rubus distribués par l'Association Rubologique 34 (1877).
Lectotype (Beek 2014): P, Gillot, Ass. Rub. 102, Saône-et-Loire, Haies autour de la forêt du Chateau de Roussillon, alt. 550 m, 6 et 25.7.1874 (bloeitak) .
Synon.: R. cretatus Matzke-Hayek, Dechenia 149: 37 (1996). Holotype: B, Matzke-Hayek, Grevenbroich-Neukirchen, Fussweg parallel zur Förderband-Trasse, 22.7.1992.
Bladloot donker roodbruin met dichte zilverachtige beharing. Bladrand met onregelmatige, deels naar buiten gerichte tanding. Bloeiwijze ruig behaard. Kroonbladen roze.
Bladloot boogvormig, 5-12 mm dik, kantig, donker roodbruin, berijpt, met (vrij) dichte korte zilvergrijze sterharen en zittende klieren. Stekels 7-15 per internodium, met 3-10 mm brede voet, snel versmald, teruggericht of gebogen, 7-11 mm lang. Steunblaadjes lijnvormig, 11-13 mm lang, dicht behaard, met ± zittende klieren. Bladsteel 5-9 cm lang, dicht kort behaard, met 7-16 gebogen tot haakvormige stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde kaal of zwak kort behaard, met zittende klieren, aan de onderzijde grijs- tot witviltig en tevens met enkelvoudige haren. Bladrand gegolfd. Bladtanding onregelmatig, sterk periodisch, met lange verschillend gerichte spitsjes. Topblaadje 61-122 mm lang, eirond tot breed ruitvormig-omgekeerd eirond, met afgeronde tot zwak hartvormige voet, geleidelijk tot vrij plotseling vrij kort tot lang toegespitst; breedte 62-79(-85)% van de lengte; lengte van het steeltje 33-49(-64) van de lengte van het blaadje.
Bloeitak (stomp-)kantig, dicht bezet met sterharen en afstaande haren. Stekels 3-9 per internodium, met 2-6 mm brede voet, gebogen tot haakvormig of geknikt, 4-7 mm lang. Bloeiwijze gedrongen, cylindrisch, met stompe top, aan de voet doorbladerd, dicht viltig en behaard, in de zon met matig talrijke, teruggerichte tot kromme forse stekels, in de schaduw met verspreide en zeer zwakke stekels, met ± zittende klieren en soms een enkele kort gesteelde klier. Zijtakken kort, meestal afstaand, zelden opgericht, met 3-5(-9) bloemen. Bloemsteeltjes (2-)5-20 mm lang, dicht viltig en ruig behaard, met ± zittende klieren en 0-5 stekels. Kelkslippen teruggeslagen, dicht viltig en ruig behaard, met ± zittende klieren, onbestekeld of met een enkele stekel. Kroonbladen roze, smal tot breed elliptisch, soms vrijwel cirkelrond, 8-13 mm lang. Meeldraden langer dan de stijlen of zelden ongeveer evenlang als deze. Stijlen geheel geelgroen of met rode voet. Helmhokken kaal of deels met enkele haren. Vruchtbeginsels kaal of met lange haren. Vruchtbodem behaard. Bloeitijd: juli, begin augustus.
Standplaats: Langs wegkanten en op dijktaluds op vruchtbare grond.
Verspreiding: In het Rijngebied vanaf Karlsruhe noordelijk tot in Nederland en zuid-westelijk tot Midden-Frankrijk.
Nederland: Rond Kerkrade vrij algemeen. Verder op zeer verspreide plaatsen. De Nederlandse vindplaatsen sluiten aan bij het verspreidingsgebied van de soort die zich via wegen en spoorlijnen aan het uitbreiden is. Sommige vindplaatsen lijken echter eerder adventief, zoals tussen het basalt op de strekdam met de windmolens aan het begin van de Houtribdijk bij Enkhuizen.