R. holerythrus (Focke ex Boulay) Rogers

 

Prachtkoepelbraam

Rubus holerythus (Focke ex Boulay) Rogers

Journ. Bot. 33: 47 (1895).

 

Syn.:R. nitidus ssp. integribasis var. holerythrus Focke ex Boul., Ass. Rubol. 599 (1886).

R. aurora A.Beek & al., Gorteria 13: 38 (1986). Holotype: WAG, Bijlsma S 440, Eerbeek-Leuvenheim, 28.7.1983.

Grote bloemen met helderroze kroonbladen, meeldraden en stij­len; bladeren slap, gras­groen.

Bladloot hoog boogvormig of klimmend, 4-9 mm dik, scherpkan­tig, kaal of plaatselijk iets behaard. Stekels (3-)10-15(-20) per internodium, uit 3-10 mm brede voet snel versmald, terug­gericht of iets gebogen, iets ongelijk, de grootste 5-10 mm lang. Steunblaadjes lijn-lancetvormig, 10-17 mm lang. Blad­steel (6-)8-10 cm lang, iets afstaand behaard, met (6-)12-17(-20) meestal forse haakvormige stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde duidelijk behaard, aan de onderzijde hoofdzake­lijk op de nerven zwak tot matig behaard. Bladtanding vrij grof, onregelmatig weinig tot uitgesproken periodisch, met spitse, soms iets naar buitengerichte tanden. Topblaadje 80-115 mm lang, met uitgerande voet, breed eirond tot elliptisch, vrij plotseling lang toegespitst; breedte 59-81% van de leng­te. Lengte van het steeltje 31-48% van de lengte van het blaadje.
Bloeitak kantig, kaal of iets behaard, met 1-4(-7) meestal forse kromme stekels per internodium. Bladeren 3-5-tallig. Bloeiwijze breed, kort, onregelmatig, los, met 1-5-bloemige, opstijgende zijtakken, met verspreide kromme stekels. Bloem­steeltjes (10-)20-30(-50) mm lang, zwak behaard, met 0-3 stekels en verspreide tot talrijke zittende klieren. Kelkslip­pen los teruggeslagen, groen met witte rand, met uitgetrokken punt. Kroonbladen diep rozerood, groot, 12-18 mm lang, rela­tief smal elliptisch. Meeldraden langer dan de roze stijlen. Helmhokken kaal of met een enkele haar. Vruchtbeginsels kaal of aanvankelijk iets kort behaard. Vruchtbodem behaard. Bloei­tijd: eind juni, juli.

Standplaats: Hagen en bosranden op vochtige zandgrond.

Gelijkende soorten: door de helder rozerode bloemkleur nauwe­lijks te verwarren. Alleen met roze bloeiende vormen van R. affinis kan soms verwarring ontstaan. Deze soort heeft echter veel bredere kroonbladen, donkerder groen gekleurde bladbovenzijde en vaak enig vilt aan de onderzijde van de bovenste bladeren.

Verspreiding: Midden-Nederland, België, West-Frankrijk.

Nederland: Uitsluitend in het gebied van de Gelderse IJssel en het aangrenzende deel van de Veluwe.

Verspreiding Verspreiding