Rubus lucidicaulis A.Beek
Gorteria – Dutch Botanical Archives 46: 7 (2024)
Holotype: Netherlands: van de Beek 2023.1, Grebbeberg bij Rhenen, north-eastern slopes, along a forest path, 51.96137° N / 5.59387° E, 19.06.2023 (L)
Bladloot rechtopstaand, 1-3 m hoog, 6-10 mm dik, met ± vlakke of iets gegroefde zijden, glanzend groen, met verspreide tot vrij talrijke zittende klieren, kaal. Stekels (0-) 3-8 per 5 cm, groen, iets ongelijk, uit 3-6 mm brede voet plotseling of soms geleidelijk toegespitst, afgeplat, afstaand of teruggericht, soms met gebogen top, de langste 4-6 mm. Steunblaadjes lijn- (lancet-)vormig, 7-13 mm lang. Bladsteel 7-13 cm lang, vrijwel kaal, met 7-13 ongelijke, samengedrukte gebogen stekels. Bladeren 5-tallig, aam de bovenzijde (vrijwel) kaal, (0-1 haren per cm2), aan de onderzijde met alleen op de nerven wat haren, later vrijwel kaal wordend. bladtanding driehoekig, 2-4 mm diep, vrij regelmatig tot iets dubbel, niet of nauwelijks periodisch. Bladsteel van de onderste blaadjes 0-5 mm. Topblaadje 124-181 mm lang, met diep hartvormige voet, breed eirond tot vrijwel cirkelrond, gewoonlijk geleidelijk versmald in een (vrij) lange (1,5-3 cm) spits, breedte-lengte index 0.68-0.86. Lengte van het steeltje 35-54% van de lengte van het blaadje.
Bloeitak kantig, vrijwel kaal of met matig dichte lange haren. Stekels 0-7 per internodium, iets ongelijk, uit een 2-3 mm brede voet gebogen tot 2-4 mm lang. Bloeiwijze trosvormig, gewoonlijk bebladerd, onbestekeld of met zeer verspreide gebogen stekels. Zijtakken opstijgend, met 1-2 bloemen. Bloemsteeltjes dun, 8-50 mm lang, groen, vrijwel kaal tot matig behaard, met lange haren, 0-5 stekeltjes en zittende klieren. Kelkslippen afstaand, zonder of met een korte tot matig lang uitgetrokken spits. Kroonbladen wit, (omgekeerd) eirond tot elliptisch, vrijwel spits of afgerond , 7.5-12 mm breed, 10-18 mm lang; gemiddelde breedte-lengte index 0.63. Meeldraden nauwelijks zo lang als de groene stijlen. Helmhokken, vruchtbeginsels en bloembodem kaal.
Gelijkende soorten: R. nessensis is minder hoog en heeft zwakkere, gewoonlijk donkerpaarse of rode stekels.
Verspreiding: veel aan de noordkant van de Grebbeberg bij Rhenen. Verder in het Ulvenhoutse Bos. Komt waarschijnlijk meer voor maar nog niet als zodanig opgemerkt.