R. conothyrsoides H.E.Weber

 

Spitse twijfelbraam

Rubus conothyrsoides H.E.Weber

Osnabr. Naturw. Mitt. 5: 128 (1977).

Holotype: HBG, Weber 76802.1, Osnabrück, Haster Berg,

Bekliering en type bestekeling zeer ongelijkmatig verdeeld; elliptisch-omgekeerd eirond, vrij plotseling toegespitst topblaadje; smal piramidale bloeiwijze; kelkslippen teruggeslagen; lange meeldraden met opvallend roze voet

Bladloot 4-5 mm dik, scherpkantig, licht tot matig behaard met enkelvoudige en sterharen. Klieren zeer ongelijk verdeeld, 0-10 per cm zijde. Stekels soms vrijwel gelijk, op een ander deel van de bladloot soms zeer ongelijk. Grote stekels 10-20 per internodium, uit 3-5 mm brede voet meestal plotseling versmald, 5-7 mm lang, teruggericht of soms iets gebogen. Bladsteel 5-7 mm lang, langer dan de onderste zijblaadjes, met 15-20 teruggerichte of gebogen stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde weinig behaard, aan de onderzijde kort behaard, soms iets viltig. Bladtanding regelmatig, (vrij) fijn, met rechte of zelden iets naar buiten gerichte tanden. Topblaadje 6½-10 cm lang, elliptisch-omgekeerd eirond, met uitgerande tot vrijwel afgeronde voet, vrij plotseling toegespitst; breedte 53-70% van de lengte. Lengte van het steeltje 23-35% van de lengte van het blaadje.

Bloeitak kantig, matig behaard, zeer wisselend beklierd. Stekels 8-20 per internodium, (soms zeer) ongelijk, de grootste uit brede voet plotseling of geleidelijk versmald, tot 6-7 mm lang, teruggericht of gebogen. Bladeren 3-5-tallig, aan de bovenzijde behaard, aan de onderzijde licht kort behaard tot iets grijsviltig. Bloeiwijze doorbladerd, onregelmatig piramidaal tot breed afgerond. Zijtakken schuin afstaand, de langste met 5-14 bloemen, ongeveer vanaf het midden gedeeld. Bloemsteeltjes 5-15 mm lang, viltig, met 4-15 gesteelde klieren en 3-4 stekels. Kelkslippen teruggeslagen, met lange spits, grijsviltig, weinig of niet beklierd en bestekeld. Kroonbladen elliptisch-omgekeerd eirond, ± 10 mm lang, wit of bleekroze. Meeldraden aan de voet opvallend roze, langer dan de geelgroene stijlen. Helmhokken kaal. Vruchtbeginsels en vruchtbodem behaard. Bloeitijd: juli, augustus.

Standplaats: Bossen en hagen op niet te arme grond.

Gelijkende soorten: Door de aan het begin genoemde kenmerken niet te verwarren. Vooral de in het onderste deel roze meeldraden zijn opvallend.

Verspreiding: In West-Duitsland in het zuidwesten van Nedersaksen en het aangrenzende deel van Westfalen; verder verspreid in het noordoosten van Nederland.

Nederland: Ennemaborg bij Scheemda, bij Ommen, bij Dinxperlo en bij Overdinkel.  

Verspreiding Verspreiding