Rubus auritus A.Beek & P.P. Ferrer
Phytotaxa 677 (3): 292 (2024).
Synon.: R. inermis Willd., Enum. Pl. 1: 549 (1809), non Pourret, Hist. et Mém. Acad. Roy. Sci. Toulouse 3: 326 (1788).
Plant volledig onbestekeld. Bladloot rondachtig of stompkantig, 5-10 mm dik, in de zon donker bruinrood, met dichte korte sterharen. Steunblaadjes lijnvormig, 9-15 mm lang, hoog (5-10 mm) ingeplant op de bladsteel. Bladsteel 4-7 cm lang, met dichte korte sternaren. Bladeren 3-tallig met gelobde zijblaadjes, aan sterke bladloten deels 4-5-tallig, onregelmatig, vrij fijn scherp gezaagd, met lange topspitsjes, onregelmatig afgerond periodisch, aan de bovenzijde kaal of met enkele (0-4 per cm2) haren, aan de onderzijde grijs of grijsgroen, nauwelijks tot dicht viltig en met lange enkelvoudige haren, zacht aanvoelend. Topblaadje eirond, elliptisch of omgekeerd eirond, met een wigvormige of afgeronde voet, geleidelijk tot vrij plotseling kort toegespitst tot vrijwel spits; breedte lengte index 0,66–0,88. Lengte van het steeltje 16–26% van de lengte van het blaadje. Steeltje van de zijblaadjes 2-4 mm.
Bloeitak kantig, met dichte zeer korte sterharen. Bladeren 3-tallig, aan de bovenzijde met lange aangedrukte haren op de nerven en 0-25 haren per cm2 op de oppervlakte daartussen, aan de onderzijde groen of grijsviltig, met daartussen lange haren. Bladtanding vrij fijn en regelmatig, scherp. Zijtakken iets opgericht, dicht kort viltig. Bloemsteeltjes dik, 6-13 mm lang. Kelkslippen teruggeslagen, grijsviltig. Kroonbladen roze tot rozerood, eirond of elliptisch, soms iets omgekeerd eirond, 11-15 mm lang, 5-9 mm breed, breedte lengte index 0,45-0,66. Meeldraden langer dan de gele stijlen. Helmhokken kaal. Vruchtbeginsels met lange haren. Vruchtbodem dicht lang behaard.
Verspreiding: verwilderd gevonden in Veenendaal en bij Ouderkerk aan den Amstel.
Gelijkende soorten: R. meijerianus is ook helemaal onbestekeld, maar die soort heeft forse rechtopstaande bladloten met grote 5-tallige bladeren.
Taxonomie: R. auritus is hier ondergebracht in de serie Tephrocaulon, hoewel hij tetraploied is. Er is echter vooral in de bloeiwijze duidelijke verwantschap met R. ulmifolius. Mogelijk is R. auritus ontstaan uit een hybride van R. ulmifolius en de Amerikaanse R. flagellaris Willd. Moleculair onderzoek moet daar uitsluitsel over geven.