Rubus niveus Thunb.
Diss. Rub. 9 (1813).
Hoge rechtopstaande braam met opvallend witte stengels en geveerde bladeren, die aan de onderzijde grijs- tot witviltig zijn. BLadloot met vrij talrijke sterke vaak naar boven gekromde stekels. Bloeijze klein, weinig buiten de bladeren uit stekend, kort viltig, vooral op de bloemsteeltjes en ook op de buitenzijde van de kelkslippen.
Dikwijls verward met R. cockburnianus Hemsl. Voor de verschillen die aldaar.
Verspreiding: Van China door Oost en Zuid-Azië tot in Zuid-Afrika.
Nederland: in parken, plantsoenen en grote tuinen.