R. horridus Schultz

 

Stijve volgbraam

Rubus horridus Schultz

Prodr. Fl. Stargard. Suppl. Prim. 30 (1819). Neotype (Weber 1981): ROST, Betcke, Belvedere bei Neubrandenburg, ‘Junio et Julio’, s.a., s.n. R. dumetorum var.ferox.

Blad met zeer scherpe lang toegespitste tanden en hartvormig topblad; stekels sterk ongelijk; klieren verspreid tot matig talrijk, donker, de meeste kort.

Bladloot neerliggend, 6-8 mm dik, scherpkantig met vlakke of iets gegroefde zijden, berijpt, kaal of met enkele haren, met 2-20 ongelijke makkelijk afbrekende klieren per 5 cm zijde. Stekels meestal geel, vaak sterk ongelijk, 47-65 per internodium, de grootste uit 2-3(-5) mm brede voet slank, teruggericht, 5-7 mm lang. Steunblaadjes eirond, beklierd, lang behaard, 9-12 mm lang. Bladsteel 5-7 cm lang, ± aanliggend dun behaard, met 0-3 klieren en 9-15 teruggerichte of gebogen stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde kaal of iets behaard, aan de onderzijde nauwelijks voelbaar tot zacht behaard, groen. Bladrand gegolfd, zeer scherp gezaagd, met zeer lang toegespitste soms iets uitstaande tanden, sterk onregelmatig periodisch. Topblaadje 67-75 mm lang, breed eirond, meestal met diep hartvormige of soms uitgerande voet, vrij geleidelijk versmald en dan plotseling uitlopend in een smalle spits; breedte 82-91% van de lengte. Lengte van het steeltje 29-35% van de lengte van het blaadje. Bloeitak kantig tot rondachtig, matig tot vrij dicht bezet met sterharen of lange minder of meer afstaande haren, met 5-25 ongelijke, merendeels vrijwel zittende, snel afbrekende donkere klieren. Stekels meestal sterk ongelijk, de grotere 8-15 per internodium, met 2-4 mm brede voet, tot 3-7 mm lang, teruggericht, vaak met gebogen top. Bloeiwijze piramidaal tot smal cilindrisch, vrij hoog bebladerd, met dichte bladloze top, viltig en met minder of meer afstaande losse beharing, beklierd, met matig tot vrij talrijke slanke stekels. Zijtakken opstijgend, met 2-6 bloemen, boven of minder vaak rond het midden gedeeld. Bloemsteeltjes 9-20 mm lang, viltig en min of meer afstaand behaard, met 20-100 donkere merendeels zeer korte klieren, maar enkele langere tot ongeveer de lengte van de diameter van de bloemsteel, enkele klierstekels en 2-12 stekels. Kelkslippen afstaand, met lang uitgetrokken punt, met 10-talrijke meestal vrijwel zittende klieren en 10-25 stekels, viltig en min of meer los behaard. Kroonbladen bleekroze, vrijwel cirkelrond, 8-12 mm lang. Meeldraden evenlang als of iets langer dan de geelgroene stijlen Helmhokken en vruchtbeginsels kaal of met enkele haren. Bloembodem behaard. Bloeitijd: half juni, juli

Standplaats: Hagen, bosranden en open bossen op iets omgewerkte grond.

Verspreiding: Denemarken en Noord-Duitsland, naar het westen toe steeds minder. De Nederlandse vindplaatsen zijn verre voorposten.

Nederland: Neerbosch (Agnietenberg); Angerlo.

Verspreiding Verspreiding