Fijne speerbraam
Rubus histriculus H.E.Weber
Drosera 2: 80 (1987).
Holotype: HBG, Weber nr. 84728.7, Rand der B 210 nahe Poggekrug westlich von Wittmund, 28.7.1984.
Rijk beklierd met stevige stekels en fijn gezaagde fraai elliptische topblaadjes.
Verschillen met R. griesiae: Bladloot 4-8 mm dik, kaal of met verspreide sterharen, met 10-60 ongelijke snel afbrekende gele klieren en klierstekels met donkere kop. Grotere stekels 25-50 per internodium met 1-4 mm brede voet, snel versmald, priem- of kegelvormig, zelden iets afgeplat, afstaand tot zwak teruggericht, soms met licht gebogen top. Bladsteel 7-9 cm lang, kaal of met enige aanliggende haren, met verspreide klieren en 7-15(-25) tere teruggerichte of gebogen stekels. Bladeren aan de bovenzijde weinig behaard tot vrijwel kaal, aan de onderzijde groen. Bladtanding niet of nauwelijks periodisch met rechte of zelden iets uitstaande tanden. Topblaadje elliptisch-omgekeerd eirond of zelden ruitvormig, nooit gelobd of gedeeld, geleidelijk in een vrij lange spits versmald; breedte 58-69% van de lengte. Bloeitak minder behaard en beklierd. Stekels tot 3-5(-7) mm lang. Bloeiwijze meestal minder hoog bebladerd. Bladeren aan de onderzijde niet of nauwelijks grijsachtig. Klieren minder talrijk, geelachtig met donkere kop. Stekels weinig tot zeer talrijk. Zijtakken opstijgend, de langste met 3-7(-14) bloemen. Bloemsteeltjes 9-35 mm lang met iets minder talrijke bleke klieren en klierstekels met donkere kop. Kroonbladen wit. Helmhokken kaal. Vruchtbodem behaard.
Standplaats: Ruderale plaatsen.
Gelijkende soorten: Naast R. griesiae geen.
Verspreiding: In Duitsland in Oostfriesland en in Noord-Nederland.
Nederland: Op verspreide plaatsen in het noorden van het land.