R. nemoripetens Maijer & al.

Rubus nemoripetens Meijer, Troelstra & A.Beek

Gorteria 41: 36 (2019)

Holotype: HFN, K. Meijer nr. 3264, “Markelo, Markelose berg, in bosrand, 34.12.35, 10 juli 2004”, 2 vellen.

Karakteristieke soort met gewoonlijk 3-tallige bladeren en slanke afstaande stekels. Bladloot vrijwel klierloos. Helmhokken en vruchtbeginsels behaard. Meeldraden langer dan de stijlen.

Bladloot neerliggend, 3-5(-6) mm dik, stomp- of scherpkantig, nauwelijks of weinig behaard, soms met 1-5 gesteelde klieren; stekels(10-)15 -20(-30) per internodium, afstaand, recht of licht gebogen, soms duidelijk gebogen, (1-)2-5(-7) mm lang. Steunblaadjes lijnvormig 8-14 mm lang, met gesteelde klieren en lange haren. Bladsteel 7-10 cm, langer dan de onderste zijblaadjes, licht behaard, soms bijna kaal wordend, met 6-20 rechte of iets tot soms duidelijk gebogen stekels, soms met een enkele gesteelde klier. Bladeren 3-tallig, of zelden voetvormig 5-tallig, aan de bovenkant met lange haren, aan de onderzijde voelbaar behaard op de nerven. Bladtanding fijn, niet of nauwelijks periodisch, met rechte of iets terug gerichte tanden. Topblaadje 50-90(-105) mm lang, uit een hartvormige of uitgerande voet eirond of omgekeerd eirond, geleidelijk of vrij snel toegespitst; breedte (71-)79-95(-118)% van de lengte. Lengte van de bladsteel (17-)20-35% van de lengte van het blaadje.
Bloeitak (stomp-)kantig, 3-5(-6) mm dik, dun tot matig behaard, met 4-10(-12) gesteelde klieren per internodium. Stekels 0-25 per internodium, 2-4 mm lang. Bloeiwijze tamelijk breed, afgerond, dikwijls vrij hoog bebladerd. Zijtakken sterk opgericht, soms gebundeld, de langste met 1-8 bloemen. Bloemsteeltjes (5-)10-30 mm lang, met 5-12 rechte, 1-3,5mm lange stekels, dicht behaard en met talrijke lange ([0,3-]0,5-0,8 mm), grauwe klieren. Kelkslippen aanvankelijk teruggeslagen, later opgericht, grijsviltig en behaard. Dicht beklierd met lang gesteelde klieren en vaak enkele stekels. Kroonbladen wit of soms iets roze, smal eirond, 10-12 mm lang, 4-5 mm breed. Meeldraden langer dan de stijlen. Helmhokken behaard. Stijlen geelgroen of licht bruin. Vruchtbeginsels met enkele of meer haren. Vruchtbodem kaal. Juli, augustus.

R. nemoripetens lijkt op het eerste gezicht op een slappe R. drenthicus, waarmee hij aanvankelijk werd verward. Hij verschilt daarvan door de volgende kenmerken:
Bladloot zwakker (tot 5 mm dik) en vrijwel klierloos; bladsteel weinig behaard en slechts een enkele maal met enkele gesteelde klieren; bladeren vrijwel steeds 3-tallig; bloeiwijze met regelmatige afstaande stekels, minder beklierd; kelkbladen vrijwel onbestekeld; bloemen gewoonlijk helder wit; meeldraden langer dan de stijlen
R. nemoripetens kan ook worden verward met zwakke planten met 3-tallige bladeren van R. ferus (Focke) H.Huber. Deze verschilt door de bladloot met zeer ongelijke stekels en talrijke rode gesteelde klieren, gewoonlijk bolle blaadjes en rozerode kroonbladen en stijlen.

Ecologie: open plekken in bossen, aan bosranden en in houtwallen. Net als R. drenthicus veel meer een bosbraam dan de meeste andere Corylifolii.

Verspreiding: Nederland, regionaal algemeen in Overijssel en aangrenzend Gelderland; in Flevoland in het Kuinderbos.

Foto's: Karst Meijer

 

 

 

F