R. calviformis H.E.Weber

 

Fijne randbraam

Rubus calviformis H.E.Weber

in Osnabr. naturw. Mitt. 9: 91 (1982.)

Helderroze bloemen; dicht kort behaarde bloemsteeltjes, zonder of met tere klieren; zeer fijn getande blaadjes; kale helmhokken.

Bladloot laag boogvormig, stompkantig, met vlakke of afgeronde zijden, 3-6 mm dik, klierloos of met 1-5 kortgesteelde klieren per 5 cm, meestal met gedeelten kaal en vlekken met zwakke tot vrij dichte beharing. Stekels 10-15(-35) per internodium, iets ongelijk, afstaand of zwak teruggericht, meestal met gebogen top of geheel teruggericht, de grootste uit 2-6 mm brede voet snel versmald in een priemvormige spits of geheel priemvormig, tot 4-6 mm lang. Steunblaadjes 12-14 mm lang lijn-lancetvormig tot smal eirond, kort behaard, met tere vrijwel zittende klieren. Bladsteel 6½-8½ cm lang, langer dan de zittende zijblaadjes, met sterharen, (vrijwel) zittende donkere klieren en 11-14 gebogen tot kromme tot 3 mm lange stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde behaard, aan de onderzijde dicht kort zachtharig. Bladrand regelmatig fijn gezaagd met ± rechte tanden. Topblaadje 59-95 mm lang, elliptisch of vaak omgekeerd eirond, soms rombisch of licht eirond, met ± afgeronde of uitgerande voet, vrij plotseling tot geleidelijk kort toegespitst; breedte (51-)61-83% van de lengte; lengte van het steeltje (23-)31-39% van de lengte van het blaadje. Bloeitak kantig, met dichte sterharen en 0-2 kort gesteelde klieren per 5 cm. Stekels 3-16  per internodium, iets ongelijk, met 1-3 mm brede voet, ± priemvormig, gebogen, tot 2-4 mm lang. Bovenste bladeren aan de onderzijde vaak iets grijsviltig. Bloeiwijze met korte bladloze spits en 0-2 zijtakken in de bladoksels, dicht kort behaard, met verspreide kortgesteelde klieren en enkele ± priemvormige stekels, waarvan de langste 2-3(-4) mm lang zijn. Zijtakken opstijgend, 1-4 bloemig, onder het midden gedeeld of gebundeld. Bloemsteeltjes 8-15 mm lang, onbestekeld of soms met 1-8 stekels, dicht grijsviltig, met 5-30 zeer tere, soms vrijwel zittende klieren, waarvan de langste korter zijn dan de doorsnede van het steeltje. Kelkslippen afstaand, concaaf, grijsviltig, meestal onbestekeld en niet of nauwelijks beklierd. Kroonbladen rozerood, 9-13 mm lang, breed eirond-elliptisch. Meeldraden evenlang als of iets langer dan de rode stijlen. Helmhokken en vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem behaard. Bloeitijd half juni - augustus.

Standplaats: Wegranden, open terreinen op leemhoudende zandgrond.

Taxonomie: Zie Van de Beek 2013

Gelijkende soorten: Van R. calvus het makkelijkst te onderscheiden door de bekliering van de bloemsteeltjes; R. calvus heeft zeer kort behaarde bloemsteeltjes met lange opvallende klieren en vaak klierstekels, terwijl R. calviformis dicht behaarde bloemsteeltjes heeft met in de beharing verborgen of weinig daarboven uitstekende tere klieren heeft, die maximaal de lengte van de doorsnede van het steeltje hebben. Verder heeft R. calvus een grotere, bredere bloeiwijze met tot 6 mm lange stekels en een kale bladloot en is de lengte van het steeltje van het topblaadje gewoonlijk minder dan 30% van de lengte van het blaadje (bij R. calviformis gewoonlijk juist meer dan 30%).

Verspreiding: Vanaf de omgeving van Weert noordoostwaarts tot aan de Elbe.

Nederland: Alleen op een paar plaatsen in de omgeving van Winterswijk en Nijmegen en verder bij Overberg en bij Stamproy.

Verspreiding Verspreiding