Arme ruigtebraam
Rubus perdemissus H.E.Weber & Martensen
in Drosera 2007: 16 (2008).
Syn: R. demissus H.E.Weber & Martensen, Drosera 2: 76 (1987), non R. silesiacus ssp. demissus S. Kupcsok & S. T. Kupcsok 1910. Holotype: HBG, Weber nr 84729.9, Bederkapseler Marsch (Gr. Babel), 29.7.1984.
Kale klierloze bladloot. Bladeren aan de onderzijde nauwelijks behaard. Topblaadje breed eirond tot vrijwel cirkelrond, meestal vrij plotseling toegespitst. Kleine bloeiwijze. Kelkslippen grijsgroen met witte rand.
Bladloot 4-6 mm dik, (stomp-)kantig met vlakke of convexe zijden, kaal, klierloos. Stekels 10-25 per internodium, uit 2-4 mm brede voet geleidelijk versmald, weinig tot duidelijk afgeplat, afstaand tot zwak teruggericht, recht of heel licht gebogen, tot 5 mm lang. Steunblaadjes lijn-lancetvormig, gewimperd, vrijwel of geheel zonder gesteelde klieren. Bladsteel 4-6 cm lang, iets behaard, met 5-10 kleine, kromme stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde kaal of iets behaard, aan de onderzijde vrijwel kaal tot nauwelijks voelbaar behaard. Bladtanding breed, onregelmatig, maar niet diep, niet tot duidelijk periodisch, met rechte tanden. Topblaadje 75-120 mm lang, met hartvormige voet, breed eirond tot cirkelrond, vrij plotseling tot vrij geleidelijk matig lang toegespitst; breedte 76-100% van de lengte; lengte van het steeltje 17-26% van de lengte van het blaadje. Bloeitak kaal of dun aanliggend behaard, klierloos, met 2-13 lichtgebogen tot 5 mm lange stekels per internodium. Bloeiwijze weinigbloemig, onregelmatig gevormd, tot boven bebladerd, zwak tot matig bestekeld. Zijtakken schuin opstijgend, onder of rond het midden verdeeld. Bloemsteeltjes 5-18(-25) mm lang, dun aangedrukt viltig behaard, zonder of met verspreide subsessile klieren en 0-3(-7) stekels. Kelkslippen afstaand of los teruggeslagen, grijsgroen, met zittende klieren. Kroonbladen wit of bleekroze, vrijwel cirkelrond, 10-14 mm lang. Meeldraden iets langer dan de groene of soms aan de voet iets rode stijlen. Helmhokken, vruchtbeginsels en vruchtbodem kaal.
Standplaats: Vergraven open terreinen, bermen.
Gelijkende soorten: In het gebied geen enkele.
Verspreiding: Noord-Duitsland vanaf Sleeswijk-Holstein tot in het noorden van Nederland.
Nederland: Alleen bij Ellersinghuizen en Roden.