Grote kantbraam
Rubus rotundatiformis Sudre
Bull. Soc. Roy. Bot. Belgique 47: 227. 1910
Lectotype : BR, 1 189 072, coll. F. Crépin, La Hulpe, s.d
Bladloot laagboogvormig, stomkantig met vlakke of convexe zijden, rood, kaal of op een enkele plek enkele korte haren, klierloos. Stekels 9-11 per internodium, vrijwel gelijk, uit 4-8 mm brede voet onmiddellijk versmald, iets afgeplat tot haast priemvormig, sterk teruggericht en deels iets gebogen, 4-7 mm lang. Steunblaadjes lijnvormig, ± 10 mm lang, met tere subsessile klieren. Bladsteel 5-6 cm lang, afstaand of aanliggend behaard, met 10-14 kromme stekels, ongeveer evenlang als de onderste zijblaadjes. Bladeren (4-)5-tallig, aan de bovenzijde kaal, aan de onderzijde vrij kort zacht behaard, met lichte kambeharing. Bladrand geplooid. Bladtanding zeer scherp, dubbel gezaagd, onduidelijk zwak periodisch, met dikwijls een om meer grote perioden. Topblaadje breed eirond, met hartvormige tot vrijwel afgeronde voet, vrij geleidelijk matig lang toegespitst. Breedte 71-82 % van de lengte. Lengte van het steeltje 25-29 (-33) % van de lengte van het blaadje. Bloeitak stompkantig, los kort afstaand behaard, klierloss. Stekels 3-8 per internodium, iets ongelijk, uit 2-4 mm brde voet dik priemvormig of iets afgeplat, de langste tot 4 mm. Bloeiwijze smal piramidaal, met stijve as, vrij hoog doorbladerd met een korte dichte bladloze cilindrische top. Zijtakken opstijgend, iets onder het midden gedeeld, soms gebundeld, de langste met 4-13 bloemen. Bloemsteeltjes 3-18) mm, dicht ± aanliggend en daarnaast afstaand behaard, met zittende klieren en 2-18) stevige rode stekels, vaak met gele punt. Kelkslippen teruggeslagen tot vrijwel afstaand, viltig en afstaand behaard, zonder gesteelde klieren, onbestekeld. Kroonbladen eirond, wit of licht roze. Meeldraden iets langer dan de stijlen. Helmhokken, vruchtbeginsels en vruchtbodem kaal.
Verspreiding: België, Zuid-Nederland
Nederland: Alleen langs de weg van Hilvarenbeek naar Reusel, tegenover de afslag naar Hoge Mierde.