R. palaefolius Matzk.

Rubus palaefolius Matzke

Kochia 1:7 (2006).


Bladloot hoog boogvormig, 8-10 mm dik, kantig met vlakke of gegroefde zijden, in de zon bruinrood aangelopen, met zeer verspreide lange sterharen. Stekels 4-5 per internodium, uit 5-10 mm brede voet sterk afgeplat, terug gericht of iets gebogen, tot 9 mm lang. Steunblaadjes lijnvormig, 10 mm lang. Bladsteel 5-10cm lang, met 6-11 forse, gebogen tot haakvormige stekels, korter dan de onderste zijblaadjes. Bladeren 5-tallig, vlak of iets bol, aan de bovenzijde vrijwel kaal, aan de onderzijde kort grijs- tot witviltig. Bladtanding vrij regelmatig, niet of nauwelijks periodisch, vrij fijn, met ondiepe, rechte of soms iets uitstaande tanden. Onderste zijblaadjes 3-6 mm gesteeld. Topblaadje 76-110 mm lang, elliptisch of omgekeerd eirond of soms btreed elliptisch, met afgeronde of iets uitgerande voet, (vrij) plotseling kort tot matig lang (10-20 mm) toegespitst; breedte 59-80% van de lengte. Lengte van het steeltje 33-47(-60)% van de lengte van het blaadje.
Bloeitak kantig, met dunne lange sterbeharing beharing. Stekels 0-3 per internodium, fors, met 5-12 mm brede voet, sterk afgeplat, krom of haakvormig, de langste 6-9 mm lang. Bloeiwijze lang, smal cilindrisch, met dichte top, alleen aan de voet bebladerd, viltig en matig dicht afstaand behaard, met zeer verspreide stekels. Onderste zijtakken opgericht, de hogere afstaand tot opgericht, rond het midden of iets hoger gedeeld. Bloemsteeltjes 5-12 mm lang, viltig en met lange afstaande haren, met 0-2 stekels. Kelkslippen teruggeslagen, grijsviltig en met vrij dichte lange afstaande haren, onbestekeld. Kroonbladen wit of bleek roze, breed eirond tot elliptisch, soms vrijwel cirkelrond, 7-10 x 12-14 mm; breedte-lengte index (0.53-)0.60-0.69. Meeldraden uitgespreid, ongeveer even lang als de groene stijlen. Helmhokken kaal. Vruchtbeginsels en vruchtbodem dicht behaard.

Verspreiding: In de Eifel tot aan de Rijn. Verder in Nederland.

Nederland: in de IJsselvallei rond Wilp en in de leemputten van Tegelen.

Opmerking: Het Nederlandse materiaal wijkt iets af van dat in de Eifel. De blaadjes zijn wat korter gesteeld en meer geleidelijk en iets langer toegespitst en gemiddeld breder en minder omgekeerd eirond . De bloeiwijze is sterker bestekeld. De foto's zijn van materiaal uit Lüftelberg in Duitsalnd.

R. palaefolius behoort tot een groep triploïde bramen die veel op elkaar lijken. Net als bij de triploïde soorten van de Candicantes zijn er weliswaar goed herkenbare taxa maar die alleen in een paar kenmerken verschillen, vaak met een groot areaal. Waarschijnlijk komt dat doordat afwijkingen, als die ergens ontstaan, niet verder worden uitgewisseld vanwege het triploïde karakter van de planten, meer nog dan bij de veel meer voorkomende tetraploïden. Het Nederlandse materiaal is mogelijk ook zo'n klein afzonderlijk taxon.