R. discolor Weihe & Nees

 

Rubus discolor Weihe & Nees

Rubi Germanici, 46 (1824)

Lectotype (Van de Beek 2022): tab. XX in Weihe & Nees, Rubi Germanici  (1822). This replaces the previous selected lectotype which was designated by Van de Beek 1979 in JE (err. typ. LE), now BREM (BREM_0002185-002) (Fig. 2).

Epitype (Van de Beek 2022): Van de Beek 2022.36, Bonn, Engländerweg, opposite Klärwerk Hersel

50.76690 N / 7.06220 E, 12.07.2022 (L) (Fig. 3 and 4).

Synonym: R. pseudargenteus H.E.Weber, Osnabrücker naturwiss. Mitt. 17: 194 (1991)

Holotype:  Weber 91.722.2, Rulandsweg E Heidgen bei Witterschlick, 22.7.1991 (HBG).

Bladloot hoog boogvormig, 5-10 mm dik, kantig, met vlakke of gegroefde zijden, donker paarsrood, soms iets berijpt, dicht afstaand behaard met sterharen. Stekels donker paarsrood met gele spits, 4-8 per internodium, uit 5-7(-9) mm brede voet snel versmald, afgeplat, slank, afstaand of iets teruggericht, soms iets gebogen, 6-9 mm lang. Steunblaadjes lijnvormig of smal lancetvormig, 10-12 mm lang. Bladsteel 6-9 cm lang, even lang als tot iets langer dan de onderste zijblaadjes met aanliggende sterharen en lange afstaande haren, en 7-15 gebogen tot haakvormige grotere stekels. Bladeren hand- of iets voetvormig 5-tallig, aan de bovenzijde zwak tot matig behaard, aan de onderzijde dicht zacht behaard, en grijs- tot witviltig, met gegolfde rand. Tanding middelmatig, iets periodisch, vaak met iets uitstaande tanden. Topblaadje 60-80(-92) mm, breed (omgekeerd) eirond elliptisch of ruitvormig, met versmalde, afgeronde, uitgerande of zwak hartvormige voet, vrij geleidelijk tot vrij plotseling kort tot matig lang toegespitst; breedte 58-80% van de lengte; lengte van het steeltjes 28-50% van de lengte van het blaadje. Onderste zijblaadjes 2-5 mm lang gesteeld.

Bloeitak kantig, viltig en dicht afstaand behaard. Stekels 3-7 per internodium, met 2-5 mm brede voet, slank, teruggericht, recht, licht gebogen of bij de basis geknikt, 5-7(-8) mm lang. Bloeiwijze piramidaal of cilindrisch, tot het midden of hoger doorbladerd, dicht lang behaard en viltig, met matig sterke stekels. Zijtakken opstijgend, boven het midden gedeeld, tot 3-12-bloemig. Bloemsteeltjes 6-11 mm lang, viltig en afstaand behaard, soms met enkele vrijwel zittende klieren en 2-5 stekels. Kelkslippen viltig en afstaand behaard, teruggeslagen, met 0(-2) stekels. Kroonbladen licht tot helder roze, (matig) breed elliptisch tot omgekeerd eirond, 10-13 mm lang. Meeldraden langer dan de stijlen. Stijlen geel groen, vaak met roze voet. Helmhokken kaal. Vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem kaal of zwak behaard. Eind juni tot begin augustus.

Ecol.: rivieroevers dijken, lichte bossen.

Verspreiding: langs de Rijn waarschijnlijk aangevoerd door het water vanuit het Midden-Rijngebied. Elders aangevoerd met stenen voor dijkversterking of houtstrooisel.