R. spectabilis Pursh.

 

Prachtframboos

Rubus spectabilis Pursh

Fl. Am. Sept. 1: 348 (1814). Lectotype:

Door de vroege bloei, de rechtopstaande, niet of weinig bestekelde stengels en de grote purperrode bloemen onmiskenbaar.

Bladloot rechtopstaand, 2-5 mm dik, rondachtig tot stompkantig, dun kort behaard tot vrijwel kaal, onbestekeld of met 1-6(-25) tot 3 mm lange, afstaande, iets afgeplatte stekels met ± 1 mm brede voet. Steunblaadjes draadvormig, behaard. Bladsteel 2½-8 cm lang, (vrijwel) kaal, onbestekeld of met 1-2 naaldvormige ± 1 mm lange stekels. Bladeren 3-tallig, met gelobde  blaadjes, beiderzijds vrijwel of geheel kaal, zeer diep ingesneden gezaagd, met rechte tanden. Topblaadje 64-150 mm lang, met wigvormige tot iets uitgerande voet, eirond-ruitvormig, vaak gelobd, zelden vrijwel samengesteld, zeer geleidelijk toegespitst of spits; breedte 60-88% van de lengte. Lengte van het steeltje 18-36% van de lengte van het blaadje. Bloeitak kort, met enkele aanliggende haren, onbestekeld en onbeklierd. Bloeiwijze klein, met 1-3 bloemen, onbestekeld. Bloemsteeltjes met enkele aanliggende haren en soms een enkele vrijwel zittende klier. Kelkslippen opgericht, breed eirond, groen, kort behaard. Kroonbladen purper, ruitvormig, omgekeerd eirond of eirond, 11-25 mm lang. Meeldraden langer dan de witachtige stijlen. Helmhokken kaal. Vruchtbeginsels kaal. Vruchtbodem kaal of behaard. Bloeitijd: april, begin mei.

Standplaats: Parkbossen.

Verspreiding: Noord-West Amerika.

Nederland: Aangeplant en standhoudend in parken en op buitenplaatsen.