R. idaeus L.

Rubus idaeus L. Framboos.

Sp. Plant.: 492 (1753). Lectotype (Chater, Newton & Edees in Newton & Edees 1978): LINN, herb. Linn. 653.1.

Rechtopstaande stengels met meestal geveerde en aan de onderzijde witviltige bladeren. Vrucht helderrood of geelachtig.

Bladloot rechtopstaand, 2-8 mm dik, rond of stompkantig, dicht kort behaard tot kaal, onbeklierd, onbestekeld of met tot > 200 meestal donkerbruinpaarse borstels. Steunblaadjes draadvormig, 4-7 mm lang. Bladsteel 4-11 cm lang, dicht kort behaard tot (vrijwel) kaal, onbestekeld of met 1-15 fijne stekels of borstels. Bladeren 3-tallig of geveerd 5-tallig, aan de bovenzijde dicht tot zwak kort behaard, aan de onderzijde dicht witviltig, fijn regelmatig tot grof en ingesneden gezaagd met stompe tot spitse rechte tanden. Topblaadje van de drietallige bladeren 66-132 mm lang, breed eirond of driehoekig tot vrijwel cirkelrond, met uitgerande of hartvormige voet, geleidelijk kort toegespitst of spits; breedte (64-)75-96% van de lengte. Lengte van het steeltje 18-41% van de lengte van het blaadje. Topblaadje van de vijftallige bladeren 69-133 mm lang, eirond, ruitvormig, elliptisch, omgekeerd eirond of vrijwel cirkelrond, met wig- tot hartvormige voet; breedte 41-80(-99)% van de lengte. Lengte van het steeltje 9-32% van de lengte van het blaadje. Bloeitak kantig, dicht kort behaard tot vrijwel kaal, onbestekeld of met 1-15 naaldvormige stekels. Bloeiwijze meestal smal, met enkele 1-3 bloemige opstijgende zijtakken in de bladoksels en kleine tuil- of soms trosvormige top, soms met een langere bebladerde zijtak. Bloemsteeltjes 4-19 mm lang, dicht kort grijs behaard, klierloos of met enkele ± zittende klieren, onbestekeld of met 1-11 stekels. Kelkslippen smal, met lang uitgetrokken punt, groen- tot grijsviltig, onbeklierd, onbestekeld tot dicht bestekeld, los teruggeslagen tot afstaand. Kroonbladen wit, smal, 3-4 mm lang. Meeldraden korter tot langer dan de geelachtige stijlen. Vruchtbeginsels en vruchtbodem dicht kort behaard. Bloeitijd: eind mei, juni.

Standplaats: Lichte bossen, bosranden, hagen, wegbermen.

Verspreiding: Europa, Atlasgebergte, West-Azië.

Nederland: Algemeen door het hele land.