R. vadalis A.Beek

 

Kale haagbraam

R. vadalis A.Beek

Gorteria 23: 6 (1997).
Holotype: L, S.J. Van Ooststroom 17312: Vlieland, in de oude eenden­kooi, 11.7.1953.

Opmerkelijk is het contrast tussen de weinig behaarde bladloot en bladeren en de dicht behaarde bloeiwijze. Topblaadjes elliptisch tot eirond, met brede tanden. Kelkslippen afstaand.

Bladloot boogvormig, 4-6 mm dik, scherpkantig met vlakke of iets gegroefde zijden, in de zon roodpaars, zwak tot matig behaard, met 0-1(-15) klieren en kleine stekels per 5 cm. Stekels 10-20 per internodium, iets ongelijk, met 3-8 mm brede voet, snel versmald, sterk afgeplat, slank, teruggericht of zelden met iets gebogen punt, tot 6-9 mm lang. Steunblaad­jes lijnvormig, 11-16 mm lang, gewimperd tot vrijwel kaal, meestal met kortgesteelde klieren. Bladsteel 6-8 cm lang, korter tot veel langer dan de onderste zijblaadjes, vrij dicht verward behaard, met 10-15 (- 22) gebogen of kromme stekels, soms tevens met kortge­steelde klieren. Bladeren voetvormig 5-tal­lig, aan de bovenzijde zwak behaard, aan de onderzijde op de nerven weinig tot zacht behaard. Bladtanding (vrij) breed, stomp tot driehoekig, met topspitsjes, zwak tot matig, soms diep perio­disch, met rechte of soms iets naar buiten gerichte tanden. Topblaadje 74-121 mm lang, breed eirond of ellip­tisch, met uitgerande of hartvormige voet, spits tot vrij plotseling matig lang toegespitst; breedte 62-77% van de lengte. Lengte van het steeltje 34-42(-51)% van de lengte van het blaadje.
Bloeitak kantig, dicht verward aanliggend en kort afstaand zilverkleurig behaard, soms met een enkele klier of klierste­kel. Stekels 9-12 per internodium, ongelijk, met 3-6 (- 10) mm brede voet, plotseling versmald, slank, teruggericht of met gebogen top, 6-8 mm lang. Bloeiwijze onregelmatig piramidaal, verward viltig en ± aanliggend grijs behaard, met lange slanke stekels, tot hoog bebladerd, met bladeren die langer zijn dan de bijbehorende zijtakken en met bladloze top. Zijtakken ver uiteen staand, schuin afstaand, boven het midden gedeeld, soms gebundeld, met 2-15 bloemen. Bloemsteeltjes 5-13 mm lang, dicht viltig en kort behaard, met talrijke ± zittende of zeer kort gesteelde klieren en 2-11 stekels. Kelkslippen ± af­staand, concaaf, dicht grijsviltig en verward ± aanliggend behaard, met ± zittende klieren en 1-10 stekels. Kroonbladen wit of zeer licht roze, elliptisch tot omge­keerd eirond, met afgeronde tot diep uitgerande top, 10-16 mm lang. Meeldraden iets langer dan de gele stijlen. Helmhokken kaal. Vruchtbegin­sels (vrijwel) kaal. Vruchtbodem behaard. Bloeitijd: juli.

Standplaats: Oude zure duinbossen en bossen op nieuw land.

Gelijkende soorten: R. platyacanthus heeft veel fijner gezaag­de en aan de onderzijde meer behaarde bladeren met smaller, vaak meer omgekeerd eirond topblaadje.

Verspreiding: Alleen in Nederland.

Nederland: Veel op de Waddeneilanden. Verder bij Kuin­re in de Noordoostpolder.

Verspreiding Verspreiding
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra
  • foto A.S. Troelstra
    foto A.S. Troelstra