R. cardiophyllus P.J.Müll.

 

Harthaagbraam

Rubus cardiophyllus P.J.Müll. & Lefèvre

Pollichia 16/17: 86 (1859).

Lectotype (Edees & Newton 1988 ): LAU, Müller 497: "Rubus cordifolius W. et N. Forêt de Retz et bois de Lévignen (Oise), Juillet 1857. Lefèvre".

Grijsviltige bladeren met breed ± elliptisch topblaadje met meestal hartvormige voet. Bloemen (vrijwel) wit.

Bladloot boogvormig, 5-11 mm dik, kantig, met vlakke of iets gegroefde zijden, in de zon paarsrood aangelopen, kaal of met enkele sterharen. Stekels 7-16 per internodium, met 2½-7 mm brede voet, slank, afstaand of teruggericht, 7-9 mm lang. Steunblaadjes lijn- of lijnlancetvormig, behaard, klierloos of met zittende klieren, (8-)11-19 mm lang. Bladsteel 7-10 cm lang, vrij dicht ± aanliggend behaard, met 10-23 kromme stekels. Bladeren 5-tallig, aan de bovenzijde kaal of zwak behaard, aan de onderzijde (groen-)grijs viltig met daartussen vooral op de nerven enige enkelvoudige haren, tezamen een ± loodgrijze tint gevend. Bladtanding vrij gelijkmatig, niet diep, met smalle tot matig brede (±) rechte driehoekige tanden met lang topspitsje, niet of zwak, zelden matig periodisch. Topblaadje (66-)78-95 mm lang, breed elliptisch, soms naar omgekeerd eirond, soms naar eirond neigend, met afgeronde, uitgerande of hartvormige voet, (vrij) plotseling matig lang toegespitst; breedte 70-78(-89)% van de lengte. Lengte van het steeltje 37-55(-66)% van de lengte van het blaadje.

Bloeitak kantig, zwak behaard. Stekels 6-9 per internodium, met 4-5 mm brede voet, teruggericht of geknikt (niet gekromd), 5-8 mm lang. Bloeiwijze smal piramidaal tot cylindrisch, meestal tot rond het midden bebladerd, zilvergrijs behaard, zonder gesteelde klieren, met forse afstaande tot geknikte stekels. Bladeren aan de onderzijde grijsviltig. Zijtakken (afstaand tot) zwak opgericht, iets onder het midden gedeeld, met 3-12 bloemen. Bloemsteeltjes 5-15 mm lang, viltig en dicht kort zilvergrijs behaard, met 0-5 stekels, zonder gesteelde klieren. Kelkslippen teruggeslagen, grijs-witviltig en kort behaard, onbestekeld. Kroonbladen (±) wit, breed elliptisch, soms naar eirond, soms naar omgekeerd eirond neigend, geleidelijk in de nagel versmald, 10-13 mm lang. Meeldraden langer dan de groene stijlen. Helmhokken en vruchtbeginsels kaal of met enkele haren. Vruchtbodem behaard. Bloeitijd: juli, begin aug.

Standplaats: Open plaatsen op leemhoudende grond.

Gelijkende soorten: R. geniculatus heeft veel smallere bladeren. R. armeniacus heeft grover getande bladeren, een wijdere bloeiwijze met gebogen stekels en in de regel lichtroze bloemen.

Verspreiding: Engeland, Noord-Frankrijk, België, Nederland. Verder een disjunct voorkomen in Denemarken en aangrenzend Sleeswijk-Holstein.

Nederland: Alleen op een paar plaatsen rond Nijmegen en in Zeeland; in het zuiden van Zeeuws-Vlaanderen meer frequent.   

Verspreiding Verspreiding